De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 626]
| |
en grootvader tot op hoogen leeftijd te bezitten, onzen kinderen mededeelen, - voor anderen zijn ze te lezen.... Zal later het tegenwoordig gebeuren door ons nageslacht met even groote onverschilligheid en met even weinig kennis van zaken worden besproken als ónze voorgeschiedenis en het lijden en strijden ònzer voorgangers door het thans levende geslacht worden beschouwd? Zouden er later geen wijze lessen te putten zijn uit de tegenwoordige geschiedenis en zou het verleden òns niet tot richtsnoer kunnen, ja! moeten dienen? - De geschiedenis wordt zoo weinig gekend en hare lessen worden vergeten! - En toch..., l'histoire se répète.... Een volksgeest, dat is de innerlijke gemoedsstemming, de aard, het karakter verandert in geen duizend jaren. In ons Nederlanders huist nog de geest der voorouders, trots alle beschaving en geleerdheid en wij kunnen met gerustheid onze gedragslijn als natie regelen naar de gedragingen onzer voorouders, die door bitter lijden en na droeve ervaringen in 1578 het verbond der Zeven Vereenigde Nederlanden sloten bij de Unie van Utrecht, nadat de pacificatie van Gent eene mislukking was gebleken te zijn, eene mislukking van de ergste soort. In deze dagen mag de natie wel eens herinnerd worden aan het door onze voorouders beleefde, in de eerste plaats aan wat onzen eigen grootouders overkwam. Waarom zongen ze ‘de leeuw keert brullend naar zijn tuin?’ - In den roes over de vernietiging van Frankrijk's militairisme, waaronder Europa eeuwenlang had geleden, lieten onze vaderen zich vinden tot een nieuw en innig verbond met de nakomelingen van hen, die in de 15e eeuw in Spanje's armen waren teruggezonken, nog vóór de strijd met dat land een aanvang nam. Ze kenden de geschiedenis niet, ze hadden althans hare lessen vergeten! Bitter hebben ze geleden, onze grootouders, door deze onvoorzichtigheid. Alras miskend, verguisd, gehoond en gescholden, was hun oranjevorst het concentratie-punt van de aanvallen der zuidelijke ontevredenen. Augustus 1830 brak (nog plotseling) het verraderlijke oproer te Brussel uit en weldra werd overal de Nederlander, 't zij ambtenaar of rustig burger, verjaagd. Wij gaan de tooneelen voorbij die zich afgespeeld hebben in Brussel, Luik, Leuven, enz.; ze zijn alle analoog met den moord op onzen kolonel Gaillard, die bij de beenen door Leuven werd gesleurd, Nov. 1830, met de steeniging van onze gekwetste matrozen, in Antwerpen, met den moord op onze grenadiers in het park te Brussel. Temidden van vrede en welvaart werd op gewelddadige wijze het in 1815 door de groote mogendheden kunstmatig daargestelde koninkrijk uiteengescheurd. De grootouders hadden niet onze organisatie van 1914, kenden nog geen spoorwegen, stonden machteloos aanvankelijk, omdat het legerverband verscheurd, de legerreserve slecht georganiseerd was. ‘Te wapen!’ was het maanwoord van Koning Willem I en wij allen weten toch hoe aan deze roepstem gehoor werd gegeven. De steun van het oude gemeenebest was toen.... de oude schutterij, bestaande uit rustende en gewapende afdeelingen; maar daarnaast stonden de vrijwilligers, die hun leven veil hadden voor de eere des vaderlands, die eer waarop wij thans bogen! - Vergeten zullen wij ze niet, de huisvaders, die hun leven boden en zelfs gaven voor de eer en het geluk van hunne nazaten; vergeten mogen we niet wat ze geleden hadden en wat ze leden. We kunnen zonder bitteren wrok terugdenken aan de jaren 1815-1830 juist omdat onze grootvaders zichzelven voldoening verschaften al moest de gekwetste leeuw ook ‘brullend’ naar zijn tuin terugkeeren na den uitval. Eerst bij Hasselt, daarna bij Leuven is de vijand uiteengeslagen en toen achtten de mogendheden den tijd gekomen tusschenbeiden te treden. Op 12 Augustus 1831 lagen onze troepen voor Leuven; eene afdeeling had den ijzeren berg aan den weg naar Brussel reeds bezet; de Belgen verzochten en verkregen een wapenstilstand en onze hoofdofficieren confereerden ten stadhuize van Leuven met sir Adair, Lord Russell en generaal Belliard toen plotseling, verraderlijk.... alle voorhanden geschut op onze rustende troepen werd afgevuurd.... De gevolgen waren ontzettend en Eenens, de uitvoerder van dit snoode plan, die het later tot Ltnt. Generaal heeft gebracht (!), zegt 44 jaren later in zijne beschrijving van dit feit ‘Ils étaient là devant vous qui nous trouvions renfermés dans Louvain’, daarmee te kennen gevende dat de gelegenheid te schoon was en dat het onuitstaanbaar was den gehaten ‘Hollander’ te moeten vlieden binnen de wallen van Leuven. Hij zegt ook in zijne verhandeling: | |
[pagina 627]
| |
‘s'étant mis imprudamment sous le feu de nos Canous’, maar onze Generaal den Beer Poortugael, die ook zeer uitvoerig deze historie vermeldt in zijn werk ‘de 10-daagsche veldtocht’ (1906 blz. 302-327), zegt: ‘Eenens wist dat er wapenstilstand was’ en ‘ja! onvoorzichtig, maar dat was te vergeven, want zij geschiedde in het vast geloof aan wederzijdsche trouw en de moderne geschiedenis kende onder de beschaafde volken geen voorbeeld van zulk eene schending -; maar op Leuven is gevolgd Lombok! Had men toen voor den geest gehad hetgeen aan onze troepen, gelegerd in de vlakte voor Leuven's wallen, binnen het bereik van 's vijands kanonnen was overkomen, waarschijnlijk zou men voor veel gespaard zijn gebleven.’ Dit gebeurde 12 Augustus 1831, lezer, ten 12½ ure namiddag. Een oud man, die ook deze feiten mede beleefd had, zeide aan steller dezes kort voor zijnen dood: ‘Gods molens malen wel eens langzaam, maar ze malen....; Gods gerechte vergelding voor deze en andere euveldaden, met voorbedachten rade volvoerd op onze niets vermoedende dápperen, kan niet uitblijven.’ - Dit teekent den ‘volksgeest’ uit die dagen! Het gebeente onzer grootvaders rust dáár, vóór Leuven, het Leuven van 1914! - Mocht ook een Fransche generaal Belliard uitroepen: ‘l'armée hollandaise est excellente,’ mogen ook wij met voldoening ons de ijzeren krijgstucht herinneren van die scharen vrijwilligers, wien het ontzegd werd zich te wreken en Leuven te stormen terwijl hunne vijanden reeds den weg naar Brussel namen, - we kunnen ons toch voorstellen dat een lied als hierbovenstaand aan hunne verkropte gevoelens lucht gaf. Immers toch na den volgenden dag, met goedvinden van de Engelsche en Fransche gedelegeerden, zegevierend dòòr Leuven te hebben mogen trekken moesten de overwinnende troepen terug naar de oude historische grenzen, gevolgd door de Fransche troepen, die telkens hunne verlaten kwartieren betrokken, die hen dus als een politiewacht ‘uitgeleide’ deden. Ze hebben Leuven gespaard, ze werden, niet ‘barbaren’ gescholden, ze werden ‘lafaard’ gescholden en steller dezes is door Belgen verzekerd dat zij, Belgen, giene stien op den anderen gelaôte zoue èbbe’ als het hùn voor den Bosch of Breda was overkomen wat onze ‘laffe’ grootvaders vòòr Leuven beleefden! - Zouden wij, Nederlanders, alleen al uit eerbied voor onze eigen voorouders, niet een toontje lager moeten zingen bij de beoordeeling van het in Augustus 1914 in Leuven gebeurde? Is het ‘neutraal’ den in zóóvele opzichten verwanten buur te honen en te sarren, omdat die buur, thans ‘door eendracht sterk’, liever barbaar dan lafaard heette en niet twee ‘vrienden’ bij de hand had die den ‘Leeuw’ van den ‘Ever’ scheidden? We lezen dat de Belg ‘niet in staat is tot den sluipmoord waarvan de Duitschers hen beschuldigen’. We lezen nog veel meer tegenwoordig, niet alleen in Echo Belge, Vlaamsche Stem, Lina van Tongeren, Jules Verbeeke's Oorlogsspion, enz., maar zelfs in de gewone dagbladen welke ons volk de hedendaagsche historie vertellen. Het is treurig dat het wààr is en het is waar dat het treurig is, maar zonder èènige kennis van de volksziel (die blijft en sterker voor den dag komt indien de rem van godsdienst en moraal loslaat) der in dezen oorlog betrokken rassen wordt er slechts gedacht aan den indruk van het oogenblik, alsof niet alles zijne oorzaken en gevolgen had (!) De Belgische ‘Commissie’, na 80 jaren eindelijk eens (en met redenen!) samengesteld uit meerendeels Brabantsch sprekenden, zou in Amerika en Afrika, waar de verontwaardiging moet worden opgewekt tègen Duitsch land en over ‘de verwoesting van Leuven’, moeten beginnen met deze inleiding: onze grootvaders pleegden verraad, begingen sluipmoord, hoonden en scholden hen die Leuven spaarden; wij hebben heusch niet onverhoedsch de rustende Duitsche Landstormmannen overvallen, die ‘barbaren’ zijn beter behandeld dan de ‘lafaards’ van 1831. Die ‘Zuidnederlandsche’ Commissie zal wel goed werk verrichten, maar.... Gods molens malen langzaam en toch malen ze! Wij wenschen de geschiedenis 1914 ‘neutraal’ te beoordeelen en daartoe schorten we ons oordeel over het gebeurde in Leuven Aug. 1914 liever op,Ga naar voetnoot1) maar wij wenschen op te komen als Nederlanders, persoonlijk gescholden voor lafaards, tegen het openlik en verkapt verguizen van onze stamverwanten en vrienden, de Duitschers, die in Leuven en elders in botsing kwamen met het Belgische karakter. - Men blijft niet neutraal indien | |
[pagina 628]
| |
men hèn ‘barbaren’ noemt, die nu eens niet 80 jaren of langer ‘lafaard’ wilden heeten, doch geen van beide scheldnamen verdienen! De Nederlanden herbergen nog velen, die het niet langer verdragen dat hunne goede buren en verwante vrienden voortdurend worden gehoond door Nederlanders. Er is de laatste 40 jaren reeds genoeg gescholden op het volk dat, door eendracht sterk, in 1870 zijn rechtmatig eigendom, het vroeger in volle vredestijd uitgerookte en uitgemoorde Elzas-Lotharingen, - terugnam; dat door noeste vlijt en voorbeeldelooze orde en tucht zijn eigen Grootheid schiep en die Grootheid-op-elk-gebied thans heeft te verdedigen tegen overmachtige belagers - en ook zal verdedigen, dank zij zijne organisatie en zijn door zoovelen onbegrepen karakter! l'Illustration (het bekende fr. tijdschrift) van 21 Oct. 1905, wist reeds te vertellen in ‘Impérial Cauchemar’ en ‘Guillaume rêve’ hoe Frankrijk en Engeland samen òver Holland Duitschland zouden aanvallen; dat opstel is voorzien van kaarten en doet óns den rol van verrader spelen....; l'Indépendance schettert daarna in 1910 over onze plannen ònze in 1604 zoo duurgekochte Schelde (Sluis!) te beveiligen (Vlissingen!) opdat onze buren niet genoodzaakt zouden worden te doen wat wij verzuimden, al was het ook onze goede burenplicht, n.l. krachtdadig beletten dat men òver ons gebied dat om zijn voorspoed gehate volk aanviel om, zooals de Temps het nu uitdrukt, ‘het voorgoed te dwingen afstand te doen van de hegemonie.’Ga naar voetnoot*) De Temps berekent daarbij dat die ‘hegemonie’ uitliep op den tegenw. oorlog, maar de Temps mocht zich het door hartstocht verwrongen gelaat van Paul Déroulède nog wel eens herinneren, die te Champigny voor duizenden zijn haat en wraakzucht uitbrulde, die ‘exaltait le patriotisme des masses, en évoquant les souvenirs....’ De Giornale d'Italia vergelijkt het gehuil over de Duitsche barbaarschheid met het verhaal van den Zwitserschen gardesoldaat, die een drenkeling toeriep: ‘zachtjes verdrinken, de Paus slaapt!’ Het Deensche extrabladet schreef: als Engeland het gebruik van onze vlaggen geoorloofd acht dan ziet men daaruit dat de oorlog geene grenzen kent voor wat geoorloofd is en dat er geen kwaad is dat niet eene verdediging en schoone verklaring vindt. Laat ons volk intussen bedenken dat het heden ligt in het verleden en de toekomst in het heden, dat we onze tegenw. stelling te danken hebben aan onze historie en dat we door onze buren in de toekomst zullen beoordeeld worden naar ons gedrag van heden. Dit gedrag moet zijn in overeenstemming met onze tradities, moet berusten op de wijze lessen welke er te trekken zijn uit wat de voorouders beleefden en moet tot devies hebben: ‘Slaept niet die daer waeckt’. P.S. In stede van te luisteren naar de hysterische leugens die zijn ziel vergiftigen, deed ons volk beter zijn eigen historie nog eens na te lezen, n.l. de wordings-geschiedenis van de Nederlanden langs geleidelijke en noodwendige banen. De vreemdeling, die binnen onze poorten is en zelfs de nazaat van vroeger gastvrij opgenomenen geven de richting aan den tegenwoordigen volksgeest - eene richting die niet is in het belang van ons nageslacht. |
|