De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKunsten en Wetenschappen.Blanketten.‘Blanketten’ is het woord; ‘opschilderen’ drukt beter uit wat we bedoelen, want eigenlijk gezegd ligt in den wortel van het woord blanketten het poederen van gelaat, hals, armen, enz., alleen met wit, besloten, en het rood en het zwart worden toch evenmin versmaad. De Franschman gebruikt in dezen zin een zelfstandig naamwoord, als hij zegt: ‘La beauté n'allait guère sans le fard.’ Het Duitsche schminken drukt ook meer het opschilderen uit. | |
[pagina 621]
| |
Hoewel het poederen, vooral onder de half-Indische bevolking zeer algemeen is, wordt hier te lande niet veel aan het opschilderen gedaan buiten het tooneel en de tjingel-tjangels. Slechts een enkele maal hier in het hoofsche Den Haag ontmoet men eene dame uit den fatsoenlijken stand, die kunstmatig haar schoon heeft willen verhoogen, niet begrijpende dat het geknutsel terstond in het oog loopt, al moet een donkere voile het ietwat intense der kleuren temperen. Het opschilderen van het gelaat is eene aparte kunst, vooral indien de aldus bewerkte dame niet onder het voetlicht bezien moet worden, of op den noodigen afstand van den beschouwer blijft. Toch is het vreemd, dat bijna ten allen tijde de vrouw het noodig geoordeeld heeft haar schoon door kunstmiddelen te verhoogen, laat staan het lichaam met allerlei fraais te versieren. Reeds vermeldt de Arabische schrijver Mohammed Ebn Djobaïr, dat hij, toen hij in 1138 onzer jaartelling Sicilië bezocht, de vrouwen niet minder besmeerd vond met zalf dan behangen met sieraden, en Benvenuto d'Imola spot met de pogingen der vrouw, ‘pour rendre pâle leur visage et blanche leur peau noire et rouge, pour colorer en fauve leurs cheveux et donner l'aspect de l'ivoire à leurs dents’. Toch waren er wel uitzonderingen, want Dante haalt als voorbeeld aan de echtgenoote van Bellacione Berti die zoo schoon was, dat zij haar toilettafel kon verlaten zonder opgeschilderd te zijn. De Florentijnsche dames waren bekend door hun ‘blanketten’. Fazio degli Uberti verklaart zelfs, dat de duivelen der hel niet zoo zwart zijn als de kleuren die zij gebruiken om haar gelaat te schilderen. Zij vergaten, dat wat de natuur geeft het langst blijft, en de waarschuwing gegrond was, dat al die zalfjes en smeerseltjes, in wonderbare kleuren, ten slotte de tanden zwart (?) en de lippen groenGa naar voetnoot1) (?) maken, ‘vieillissent la peau et donnent l'air malpropre.’ Als men dan ook Boccacio's Droom mag gelooven dan had le fard bij de vrouw heel wat in: ‘Elle s'occupait souvent à distiler et à faire des pastés. On ne voyait dans son cabinet qu'herbes, racines, feuilles, alambics, matras, cornues, fourneaux, et tout l'attirail des chymistes. Elle avait plus de phioles et de boîtes qu'un apothéquaire... Quand elle allait aux étuves, dont je croyois qu' elle devoit revenir bien nette, je la trouvois à son retour, aussi fardee qu'auparavent’. Traité's verschenen en daardoor wrerd het kwaad in de hand gewerkt, zelfs al eindigt zoo'n boek met den raad om zich te houden aan de natuurlijke schoonheid. Of wij nu dezen raad ernstig moeten opnemen, betwijfelen we, wijl Alberti, de auteur ervan, ook een werk schreef, getiteld: la femme aux cents amants -; misschien toch wel minstens een goede negentig te veel. De moeders planteden deze liefhebberij voor het smeren op hare dochters over, zoodat de poëet Pistoja (15e eeuw) in ironie zingt van eene moeder, die zegt tot hare dochter: ‘Ne sors jamais sans fard, fillette,
Car tu es quelque peu noiraude.
Ouvre la bouche que je te nettoye les dents.
Fais bien valoir tes seins.
Mets ce voile blanc
Et répands sur ton visage ses parfums’
Zelfs de zedeleer ging er zich mede bemoeien. Paudolfini preekte: blanket u toch niet, want niet op die wijze behaagt men den man. Hij verkiest slechts een vrouw getooid door eenvoud en welvoeglijkheid. Ook zegt hij dat le fard zijn gevaren heeft. Denkt U een ‘marmer’, dat men elken ochtend beschilderde, en des avonds weder afwaschte; hoe zou er dat gaan uitzien! Andrea Cermini, een schilder met groot gezag, omdat hij zoo uitstekend de juiste gelaatskleur wist te treffen, en daarom wel door dames geraadpleegd werd, zei kort en bondig: wasch u met water. Daarentegen maakt Arios er een grapje van. Hoe heerlijk (?) moet het zijn de vrouw een kus op de lippen te drukken, en op een gekleurde vetlaag te land te komen. En ‘desalnietemin en evenwel nochtans’ is het blanketten in wezen gebleven, en zal het wel in wezen blijven. Eene vrouw gelooft zich nooit mooi genoeg te zijn, en de natuur wil het juist andersom, zooals de dierenwereld ons geeft te aanschouwen. Niet het schitterende schoon boeit op den duur; wel het bescheidene. Ziel en hart moeten spreken: la rose la plus belle ne dure qu'un instant. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. Oud-Gemeente-archivaris. |
|