Gedachtenwisselingen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
I. Dierenbescherming.
De Hollandsche Lelie van 17 Maart l.l. bevatte een artikel onder bovenstaand opschrift.
Ik krijg de Lelie niet dadelijk na uitgave, zoodat ik bedoeld nummer eerst een paar dagen geleden las. Toch zou ik graag naar aanleiding van het artikel in quaestie een en ander toelichten.
De briefschrijver in het Vaderland spreekabusievelijk van een bestaande Haagsche afdeet ling. Eilieve, bestond zij maar!
Hare oprichting is juist een voornaam punt op de agenda der reorganisatie!
Omtrent den leeftijd van dit reorganisatieplan is schrijver ook gebrekkig ingelicht. De Statutenwijziging is niet sinds zeven jaar aanhangig, maar sinds veertien jaar. Den 29sten Juli 1901 werd zij aan de orde gesteld door de afdeelingen Nijmegen en Rotterdam. Sedert zijn de plannen niet meer van de baan geweest; zij hebben echter langzamerhand een zekerder en bruikbaarder vorm aangenomen.
De huidige toestand der Nederlandsche Vereeniging wil zich niet meer aanpassen aan de eischen, die men tegenwoordig aan eene organisatie stelt. Ook ik behoor tot de voorstanders eener meer geregelde samenwerking in onze beweging. Als afgevaardigde der Afd. Utrecht te dezer zake, heb ik mij nogal verdiept in de détails der hangende quaestie, waardoor 't mij duidelijk werd, dat eene spoedige afwikkeling van zaken zeer gewenscht is.
Al vinden wij nu echter het dralen, het terughouden van het Hoofdbestuur lastig, - we mogen niet vergeten, dat de Haagsche mannen de zorg voor het weerlooze dier al hadden opgevat in een tijd, toen wij alle het groote vraagstuk nog van verre stonden aan te kijken. Zij hebben dit werk liefgekregen, en als we billijk willen zijn dan moeten we begrijpen, dat eene reorganisatie daarvan het H.B. zwaar valt.
Men verwart m.i. echter de Dierenbescherming zelve te veel met haar Vereenigingsleven! 't Laatste moge in ongunstigen toestand verkeeren, - met de beweging en hare resultaten is dit geenszins 't geval.
In algemeenen zin hecht ik niet bijzonder aan het Vereenigingsleven; ik heb alle gelegenheid gehad, het van nabij te leeren kennen met z'n wijdloopige besprekingen, z'n opgesmukte jaarverslagen, z'n lakse leden, z'n onderling naijverig kibbelende bestuurders, waartusschen de degelijke, eenvoudige werkers meestal opzij moeten gaan voor snoevende beunhazen, of voor geweldenaars, die een zetel veroveren, om tot eigen-materieel belang te komen. - Neen, ik heb de holheid van het Vereenigingsleven te goed doorvoeld, om daarvan stevige resultaten te verwachten!
Maar, al is dit nu in de Dierenbescherming niet beter dan elders, toch kunnen we het collectief optreden niet missen. Het is een gewenschtdecorum tegenover de maatschappelijke autoriteiten, en 't boezemt het volk, dat gelooft in de macht der Vereenigingen, ontzag in. Van dit standpunt gezien, meen ik het de plicht van ieder, die belang stelt in der dieren lot, deze Vereenigingen krachtiger en doeltreffender te maken. Goddank echter geven deze organisaties ons geen beeld der Dierenbescherming. Zij, de machtige strooming, kent geen klein gedoe, geen teruggang: zij breekt zich baan trots menschelijk egoïsme en conventie.
Overal toch voelt men de weldadige werking der idéé.
Waar vroeger de onderwijzende krachten de Dierenbescherming verre hielden van hunne opleiding ‘tot alle Christelijke en Maatschappelijke deugden’, zooals de Wet dit uitdrukt, - daar worden nu de leerlingen opgevoed in belangstelling voor de dieren, - daar aanvaardt men nu dankbaar vlugschriften, boeken, platen en wat meer bevorderlijk kan zijn, om het kind te leeren hoe zijne verhouding tot de dierenwereld moet wezen.
Waar voorheen de predikers van het Evangelie meenden, dat Dierenbescherming buiten de lijn van hun arbeid lag, - daar vindt men nu enkele moedige baanbrekers, die van den kansel het goed recht der dieren bepleiten.
Waar voorheen slechts de nuttigheids-mannen op het slagveld waren belast met de verzorging der gewonde en zieke paarden, - daar worden nu, dank zij de bijeengebrachte gelden, humanitaire helpers aan die verpleging toegevoegd.
Waar voorheen onze medici een ondoordringbaren wal vormden rondom de gruwelen der Vivisectie, daar gelukte het der idée Dierenbescherming, een bres te schieten in dit cordon; zoodat de strijd tegen deze wederrechtelijke wreedheid niet langer door leeken wordt gevoerd.
Waar voorheen de circusmishandeling sanctie werd verleend door de publieke opinie, - daar mijden nu honderden deze ongerechte vermakelijkheden (?).
Waar voorheen door ieder, die het kon betalen, dierenbont werd gedragen, - daar zijn er nu duizenden, die zich met afschuw indenken in het lijden, dat voor dezen tooi noodzakelijk is, en die dus weigeren, zich te kleeden met dierenhuiden.
Waar voorheen vogels, vlerken, veeren, met name de reigeraigrette, een geijkte garneering voor vrouwenhoeden vormden, - daar zien we nu deze wreede artikelen veeltijds vervangen door strikken en bloemen.
Waar voorheen een aanklacht in zake dierenmishandeling eene rariteit was, - daar wijzen nu tal van rechterlijke veroordeelingen op aanklachten eenerzijds en erkenning van het dierenrecht anderzijds.
Waar voorheen ieder mensch dagelijks, onder Christelijk gebaar, een stuk van een vermoord dier verorberde, - daar vindt men nu eene groep van beteekenis, die geen bloedig voedsel meer gebruikt, om niet mede verantwoordelijk te staan