De Hollandsche Lelie. Jaargang 28(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lentezon en Wereldzon. De lang-verwachte lentezon, Die, als geen ander, gouddraad spon, Als rag zoo fijn en teeder, Was eindlijk weder opgegaan, Brak door de neev'len heen zich baan, Scheen over de aarde weder. En 'k opende mijn vensters wijd, Om al die zonne-heerlijkheid, Vol vreugde in te halen; O bron van licht en warmte kom, Schijn over de aarde heen alom, Met warme, gouden stralen. Maar, toen de zon zoo stralend scheen En alles lachte om mij heen, Scheen plots mijn vreugd verdwenen, 't Was of ik zag, intenser zag, De wreedheid van deez' lente-dag, En stille moest ik weenen. - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - O Algeest, Almacht, Wereldzon, Des Leven's Licht en Liefdebron, Verlicht het menschenharte, 't Hart van Uw kind, dat geestlijk blind, Den weg naar Liefde en Licht niet vindt, En dwaalt in rouw en smarte. [pagina 594] [p. 594] O neig Uw stralend Aangezicht Naar de aarde heen, geef licht, geef licht Aan grooten en aan kleinen; Dan... zielevensters open, wijd, Voor al die Zonne-heerlijkheid, En 't donker zal verdwijnen. J. v. REES - v. NAUTA LEMKE. Vorige Volgende