De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de Week.I. Partijdige Voorlichting.Niet genoeg kan ik mijnen lezers wijzen op de opzettelijk-partijdige voorlichting onzer geheele Nederlandsche pers, waar het geldt het overnemen uit buitenlandsche couranten. Die pers toch neemt alleen over de goede en sympathieke artikelen uit de Bondgenootenpers, en daar neven de minder-gelukkig-gestelde uit de Duitsche, terwijl zij omgekeerd elken ‘gruwel’ den Belgen aangedaan breedvoerig uitmeet, maar zich nooit bezighoudt met de in Oost-Pruisen door de Russische kozakken bedreven gruwelen, waardoor geheel de Mazurische streek is verwoest. Telkens gebeurt het mij dan ook, dat mijne lezers mij danken, omdat ik voor hen citeer en uitknip uit buitenlandsche bladen datgene wat zij-zelven uitteraard niet lezen, enkel de Hollandsche couranten onder de oogen krijgend. Nog dezer dagen schreef eene dame mij, hoe mijn eerlijke voorlichting, juist in dit speciale opzicht, haar van lieverlede de oogen had geopend voor de leugens onzer pers. Ik zal dan ook getrouwelijk blijven voortgaan in dezen te getuigen vóór de waarheid, door de enkele herhaling der feiten zooals ze in de buitenlandsche couranten vermeld staan. En in het bijzonder zij heden den nadruk gelegd op de minne en van groote laagstaandheid getuigende wijze, waarop de Fransche pers zich dag aan dag verlustigt over de oneetbaarheid van het Duitsche voedsel, dank zij het uithongeringssysteem. Geen woorden zijn ruw en vuil genoeg voor deze zoogenaamd ‘beschaafde en ridderlijke natie’, waar het geldt uit te meten hoe ‘gulzig’ de Duitschers zijn, en hoe deze thans zijn veroordeeld tot ‘varkens-voeder’, ‘aardappelenschillen’ en nog veel walgelijker soorten van honger-stillen. Luister maar: | |
LE PAlN KK SUR L'AIR DE:
| |
[pagina 581]
| |
V
Chez nous, Français, pendant c' temps-là,
Tous les civils, tous les soldats
S'envoient, au nez des Boches,
Lonla!
De la bonne bidoche
Avec du pain polka!
THEODORE BOTREL.
(Excelsior).
Voor vertaling is dit smaad-vers niet geschikt. Maar wel kan ik het proza vertalen, waarin een ander Schadenfreude-artikel is geschreven, door Victor Borel, afgevaardigde voor het departement Vienne, voorkomend in de Nouvelle Revue. Deze ‘ridderlijke’ Franschman laat zich aldus uit: Reeds is van het menu, bij rijk en arm beide, geschrapt van lieverlede het kleine witte broodje, de boter, de melk, het versche vleesch. Wat dus overblijft is het brood KK, het conservenvleesch, worstwaren, gerookte visch, ingemaakte vruchten, de zomergroenten, en bovenal de aardappelen. Het moeten afstand doen van boter, en waarschijnlijk van vet, zal voor de Duitschers een groote ontbering zijn, die hun het KK-brood ongenietbaar zal maken. Zij zullen zich des te begeeriger werpen op de aardappelen, die waarschijnlijk bij alle maaltijden zullen voorkomen... Zij zullen zeer zonderlinge menu's moeten samenstellen, en zich blootstellen aan huidziekten (spatieering is van mij,), door aldus een zoo bloedverhittende voeding te moeten gebruiken. Maar zij zullen nog 't meest lijden onder het gemis van hun bier; meer nog dan door goede maaltijden vormen zich in de genotvolle vredes-dagen de fraaie Duitsche buiken. (spatieering is van mij). Is zulk een min artikel, zulk een weerzinwekkend leedvermaak over het droevigste en leelijkste wat er bestaat, namelijk het doen uithongeren van een geheele onschuldige bevolking van millioenen, waaronder ouden, vrouwen, kinderen, zieken in menigte, niet minstens evenzeer voor onze eerlijke (?) Ned. pers der vermelding waard als het verontwaardigd meedeelen, heel breedvoerig vooral, van een door een troepje Duitsche jongens gezongen vaderlandsch lied voor de ooren van Fransche gevangenen, als zijnde een ‘onkiesch’ feit! Toch vindt het Vaderland (dat nog een onzer eerlijkste en meest-neutrale couranten is) het noodig alleen laatstgenoemd hoogst onbeduidend feit mee te deelen in hare kolommen met het opschrift: ‘Onsympathiek leedvermaak’. Natuurlijk, hier geldt het immers Duitschland een duw onder water te geven ten genoegen der overgroote meerderheid van anti-Duitsche abonnés. Maar, het ‘onsympathieke leedvermaak’ waarvan ik hierboven twee staaltjes afdruk uit de ontelbaar-vele van dien aard, die dagelijks voorkomen in de Fransche en Engelsche pers, aangaande het oneetbare voedsel en de daaruit voortkomende ziekten, waartoe de Duitschers straks zullen veroordeeld zijn, dat ‘onsympathieke - Bondgenooten - leedvermaak’ het wordt nooit in de Holl. couranten gereleveerd. Daarom doe ik het. - Ook al kost het mij eenige abonnés, - en al moet ik leven van mijn pen! ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
II. De eerlijke Telegraaf.Simpele overdruk uit de Nord-Deutsche Allg. Zeitung:
DUITSCHLAND EN NEDERLAND.
In een der hatelijke artikels, waarin de Amsterdamsche Telegraaf de zaak der Ententemogendheden tegen Duitschland verdedigt, veroorlooft dit blad zich een rechtstreeksche vervalsching van de uitlatingenGa naar voetnoot*) welke de plaatsvervangende staatssecretaris van buitenlandsche zaken in October van het vorige jaar tegenover den Nederlandschen afgevaardigde Troelstra heeft gebezigd. De heer Zimmerman, schrijft genoemd blad, was openhartig genoeg om te kennen te geven, dat een overwinnend Duitschland niet aan de politieke en territoriale integriteit van ons land raken, doch ons tot een economische toenadering d.w.z. tot een toetreding van Nederland tot het Duitsche tolverbond dwingen zou. De Telegraaf speculeert er op, dat de herinnering aan wat de onderstaatssecretris werkelijk gezegd heeft, inmiddels vervaagd is.Ga naar voetnoot*) Wij herhalen derhalve de uitlatingen van den onderstaatssecretaris, voor zoover zij op het economisch gebied betrekking hadden, en wel volgens den tekst, die in de Nederlandsche bladen is verschenen: ‘Omtrent de economische verhoudingen na den oorlog is nu nog niets met zekerheid te zeggen. Ik kan mij voorstellen, dat in aansluiting aan den oorlog een economische toenadering tusschen verschillende staten tot stand | |
[pagina 582]
| |
komt en dat Nederland zelf het in zijn belang acht zich daarbij aan te sluiten. Maar ook in een dergelijk geval moet iets nieuws tusschen ons en Nederland niet anders dan op vriendschappelijke wijze tot stand komen. De onderstaatssecretaris heeft dus met geen woord van dwang gewaagd, doch juist het tegendeel gezegd. Commentaar is overbodig. Men herinnere zich alleen óók, hoe ik onlangs in de Lelie overnam het officiëel protest van onzen Ned. gezant te Parijs aangaande een door de Telegraaf verspreid onwaar bericht. Zie Lelie van 13 Jan. ll. Overzicht v/d Week, ‘Neutraliteit’, waar ik schreef onder het hoofd: Neutraliteit. Meermalen reeds wees ik op het groote gevaar, waarin Nederland wordt gebracht telkens door de partijdigheid van zeker deel der Ned. Pers. Thans is het reeds zoover gekomen, dat onze gezant te Parijs openlijk moet waarschuwen tegen de berichten van een Blad ten onzent, waarvan iedereen weet de ‘onpartijdigheid’ (?) en waarom: De Echo de Paris vertelde onlangs op grond van een Telegraaf-artikel aan zijn lezers, dat de vluchtelingen in ons land onvoldoende verzorgd zouden worden. Op last onzer Regeering is onze gezant daartegen opgekomen, door het volgende stuk in de N.-Y. Herald:
Nederlandsche Legatie,
Parijs, Maandag. Aan den hoofdredacteur van de ‘N.-Y. Herald’, Mijnheer! Een Parijsch blad haalde dezer dagen een artikel in het Nederlandsche blad ‘De Telegraaf’ (Amsterdam) aan, volgens hetwelk de kampen, door de Nederlandsche regeering ter opneming van Belgische vluchtelingen ingericht, onvoldoende zouden zijn, uit een oogpunt van inrichting, voeding, en geneeskundige verpleging. H.M.'s regeering heeft mij opgedragen, de krachtigste ontkenning tegenover deze kwaadwillige critiek te plaatsen. Ik acht mij gelukkig, te kunnen bevestigen, dat de gezondheidstoestand der Belgische uitgewekenen zeer bevredigend is. De verblijven zijn behoorlijk ingericht en verwarmd; slechts twee kampen, dicht bij de grens, zijn nog niet definitief gereed gemaakt wegens het voortdurende doortrekken van nieuwe aankomelingen. De voeding is overal voldoende. Wat dit betreft, hebben de Belgische minister, M. Van Helleputte, en baron Fallon, vertegenwoordiger van koning Albert, na een bezoek aan de kampen, de regeling geprezen, en de uitgewekenen zelven geven onophoudelijk hun dankbaarheid te kennen. Voor de regeering en het volk van Nederland steekt er des te meer verdienste in deze hulp aan de beklagenswaardige Belgen, wier aantal ongeveer 1.200.000 bedraagt, wijl het land zeer zwaar onder den oorlog lijdt, en een leger van 350.000 man reeds gedurende vijf maanden over het geheele Koninkrijk verdeeld is ter verdediging van zijn grondgebied. Hoogachtend A. DE STUERS. Gezant van H.M. de Koningin van Nederland. (Overgenomen uit het Vaderland). Hierbij zij nog opgemerkt, hoe de Telegraaf is de lijfscourant van de Bondgenooten-Bladen, waaruit deze alle hare onpartijdige (?) nieuwtjes over Holland dag aan dag halen. Hoe ‘betrouwbaar’ dit Hollandsch Blad is blijkt thans afdoend uit het getuigenis-zelve van niemand anders dan van onzen gezant te Parijs, op last der regeering. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|