Voorwaar! - elke strijd, waaraan zulke gevoelens ten grondslag liggen, kan niet anders dan heiligen eerbied afdwingen; voor dusdanige gevoelens moeten wij ons berustend buigen....
Hoevele echter zullen zich bewust zijn, wáárvoor zij het zwaard trekken, wáárvoor zij bereid zijn, hun heiligst goed op te offeren, ten einde hun medemensch te berooven van alles wat hem dierbaar is?
Of is het hier een in beweging stellen van stelselmatig gevormde, bezielde menschenmassa's, willooze werktuigen, bestaande uit individuen, waaraan elk persoonlijk willen of weten is ontzegd en voor wien alleen geldt het eene wachtwoord: ‘gehoorzamen’; menschen, dienstbaar gemaakt aan enkelingen ten einde dezer laatsten stoffelijke belangen te dienen?
Wie kent de drijfveer tot dezen oorlog, als deze niet het resultaat is van het in botsing komen der belangen van stoffelijke macht-hebbers van verschillenden landaard, die onder de groote massa de valsche gedachte verspreiden, dat het te strijden heeft voor de rechten van het ‘Vaderland’.
Vaderland! - Vaderlandsliefde!
Wat is Vaderlandsliefde?
Is dit een gevoelsuiting, een rechtsidee, waaraan stoffelijke zaken ten grondslag liggen, die alleen gemeengoed zijn van menschen van denzelfden landaard? Deze stoffelijke belangen bestaan toch overal, zijn toch in alle landen in hun wezen hetzelfde, kenmerken toch niet den landaard?
Vaderlandsliefde? - - Is dit liefde alleen jegens menschen, geboortig uit hetzelfde land en die zich uiten in dezelfde taal? - - Alsof niet elke taal verandert met elke oppervlakte gronds van enkele honderden vierkante kilometers van onzen wereldbol.
Vaderlandsliefde?... Is dit een gevoel van verwantschap, dat eindigt bij menschen, wonende binnen dezelfde landsgrenzen, menschen, ons even onbekend als zij, daarbuiten wonend?
Dit zou al een der meest bekrompen denkbeelden zijn, welke een beschaafd, ontwikkeld mensch zich eigen kan maken.
Wat is dan toch Vaderlandsliefde?
Is dit iets anders dan een gevoel van verwantschap, saamhoorigheid van geestelijken aard, waaraan alle stoffelijke belangen vreemd zijn; is het iets anders dan een zedelijke band, welke vroeger reden van bestaan had, toen door gebrek aan verbindings- en verkeersmiddelen de volken, met verschillende zeden, gewoonten en overtuigingen van godsdienstigen aard van elkaar afgezonderd leefden en alle vreemde invloeden, welke daarop inbreuk wilden maken, met argwaan en vijandschap bejegenden?
Maar is dan dit begrip van Vaderlandsliefde niet verouderd, moet dit niet overboord geworpen worden als een drogreden, nu geen taal, geen grenzen, geen verkeersmiddelen, geen bekrompen godsdienstige denkbeelden meer verhinderen, dat alle volken, hoe ver ook in afstand verwijderd, het zedelijk besef hebben, dat zij elkander noodig hebben in hun gemeenschappelijk streven naar hetzelfde, onbereikbaar ‘goede’, elk op zijne wijs en evenzeer elkaar noodig hebben in de voorziening hunner stoffelijke behoeften.
Moet dan het bekrompen idee van Vaderlandsliefde niet plaats maken voor dat van Algemeene Menschenliefde, in den meest uitgebreiden zin bedoeld?
Menschenliefde, opgevat in dien zin, dat in elk individu het recht erkend wordt, zijne belangen te dienen op elke wijze, niet in strijd zijnde met de maatschappelijke orde en wetten en alzoo de rechten van anderen niet te na komend. Zulk een menschenliefde kent geen landsgrenzen van werelddeelen, is los van elken bepaalden landaard. Doch dit recht van den individu om zich naar zijnen aard vrij te ontwikkelen gaat over op elke gemeenschap en alles, wat dit recht met geweld in den weg treedt of daarop inbreuk wil maken, is onrecht plegen. Dit werkt niet alleen den algemeenen vooruitgang tegen, doch wekt tevens tegengeweld.
Wat doen de verschillende staten anders?
Elk land is uit den aard van zijn klimaat, ligging en gesteldheid van den bodem, aangewezen op een bijzondere wijze van voorziening in zijn behoeften. De nijverheid daaruit ontstaan, levert voortbrengselen op zoo ruim mogelijke schaal; is deze hoeveelheid te groot voor eigen behoeften, wordt dit te veel uitgevoerd naar andere landen, waar van die voortbrengselen een tekort bestaat, en aangezien er geen land is, dat al zijne behoeften in voldoende hoeveelheid voortbrengt, ontstaat deze handel over en weer.
Deze handel is noodig voor het levensbestaan van het menschdom en uit het oogpunt van zedelijkheid mogen daaraan geen beletselen in den weg gelegd worden, terwijl geen rechtsgevoel bestaat dat erdoor wordt aangetast.