Doch de geestelijke mensch verkeert nog in zijn kindsheid.
Ik geloof in God den Vader, den Schepper van Hemel en van Aarde.
Ik geloof in den Christus, den Heiland der Aarde.
Ik geloof in de(n) Heilige(n) Geest(en).
Dit gelooven was nuttig en noodig voor den mensch in zijn kindsheid; doch nu.... moeten wij een wenteling hooger stijgen; en dat gelooven moet nu worden weten.
Het gelooven was voldoende voor het kind; het rijpere verstand vraagt meer: het wil weten.
Ik weet dat God, de Vader er is.
Ik weet dat de Christus er is.
Ik weet dat de heilige geesten er zijn, gezonden door God om de menschen te stemmen, te steunen, te leiden tot hun heil, tot het Koninkrijk Gods.
Alle Godsdienstvormen, die de menschen scheiden, dienen te worden opgeruimd om te komen tot dit eene.
De geest des tijds wijst heen naar het hooger kunnen.
Nieuwe openbaringen zijn tot ons gekomen, doch de kleinheid van den geestelijken mensch belet dat zij doordringen tot zijn verstand, tot in zijn hart.
‘Hij is nog ziende blind en hoorende doof,’ zooals Jezus zeide toen Hij nog op aarde was; en de geestelijke mensch is sedert dien tijd eerder achteruit dan vooruit gegaan, doordat de groote ontwikkeling van zijn verstand den geestelijken aanleg heeft onderdrukt.
Zijn verstand wil de heerschappij hebben, en kent geen recht van bestaan toe aan den hoogeren mensch die in hem zetelt.
Hij doet als het kind, dat zijn oogen dichtknijpt, en dan in de verbeelding verkeert, dat hetgeen het niet wil zien er ook niet is.
Doch de kentering is begonnen; de dageraad eens nieuwen levens begint te gloren. Velen reeds gevoelen de werking van den Geest van God en zij weten dat het Rijk van Christus geen sprookje is, maar dat allen er naar toe worden gedreven - aangetrokken.
De menschheid verkeert in lijden, in lijdensweeën zoo verschrikkelijk, zoo afgrijselijk, dat een pen het niet kan beschrijven, en zij moet dat lijden door om te komen tot het nieuwe Licht. Wil de menschheid er niet door leeren, dan.... gaat zij haren ondergang tegemoet onherroepelijk.
De oorlog! dit is de gruwel, die in al zijn dadelijk zienbare en tastbare vreeselijke ellende de menschen wakker schudt, de meest dooven, de meest blinden, de ongevoeligsten, de hoogmoedigsten; allen, allen gevoelen - weten - dat dit de laatste uitbarsting moet wezen van het kinderstadium der aarde. Het tijdperk van den man als gebieder over de vrouw als zijn slavin, en hiermede komen wij aan dien anderen gruwel, nog veel ontzettender en veel afgrijselijker ook in zijne gevolgen: het is de ontucht.
Aan het oorlogswee bezwijken de mannen, maar aan dit weedom gaan de vrouwen ten onder, daaraan worden geofferd millioenen vrouwen meer, dan ooit de oorlog mannen kan verslinden.
Aan dit afgrijselijke hellewee worden millioenen teere, reine, heilige vrouwenlevens geofferd, waarvoor?? voor vermeend pleizier van den (kind)man.
Wee de vrouwen, de ziel, de kern van het menschdom, en de geheele mannenwereld wordt er door verkankerd en verpest; de aarde één ontuchtig hol der duisternis.
Zooals het slagveld moet worden een veld van krankzinnige zotternij, zoo moet de ontucht worden verafschuwd, uitgeroeid, als de meest mensch onteerende, onnutte afgrijselijkheid, die van de aarde gifdwalmen doet opstijgen, die alles verwoesten wat goed is en edel en waar... Wat er noodig is om te komen uit de geestelijke kindsheid van het menschdom met zijn toestand van dierlijke platte zelfzucht en heerschzucht, tot een hoogere wending van ons aardsch bestaan? d.i. De Opheffing der Vrouw als gelijkwaardige en gelijkgerechtigde van den man, de kuischheid des Mans en de erkenning van de Waarheid des Evangelies. Nieuwe gedachtenstroomingen moeten ontstaan; de geheele publieke opinie moet om, zooals: De oorlog kweekt geen helden, maar dwaze domooren.
De bordeelen en de prostitutie kweeken van jongelingen geen mannen, maar vuile, bedorven zwakkelingen.
De beheersching over zichzelve, dat kweekt mannen.
De in onwetendheid en slavernij liggende vrouw kan geen hooger geslacht baren. Begrijpen de menschen dat niet!?!
Alleen de wetende, ontwikkelde, vrijgeworden vrouw opgericht als mensch, kan met en naast den krachtigen, kuischen man een geslacht voortbrengen, dat hooger, krachtiger kunnend het goede, is aangelegd.
Kunnen de menschen dit klaar-duidelijke niet begrijpen? Waarom doen ze dan niets?