wreed contrast werden juist de innigste gevoelens verlevendigd. Een harde leerschool doorging menig gemoed, en die al zijn hopen stelde op het verkrijgen van aardsche goederen erkende derzelver vergankelijkheid. Systemen werden omvergeworpen en klein-ijdele dingen, gewichtig door den mensch gewaand, werden blijkbaar tot een bespotting: hoogmoed, aanmatiging, zelfvergoding ontving een doodelijken slag. De oogen, zoolang afgewend van onze eeuwige belangen, wendden zich weer omhoog om raad en uitkomst. Over de geheele wereld wordt vuriger dan ooit gebeden: ‘Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede op aarde gelijk in den hemel.’
Deze schoone aarde door God tot een doorgangshuis voor ons bestemd naar hooger oorden, wordt nu gemaakt tot een plaats van verwoesting, van tranen en gekerm, van jammer en ellende. Indien het Koninkrijk der Hemelen in ons zelven ligt besloten, zoo staat het aan ons reeds van deze aarde een hemel te maken.
Maar de menschen bereiden er een hel voor zichzelven en anderen.
Hoe dikwijls hoorden wij in deze tijden der verschrikking vragen: Waar is nu die God waaraan gij zegt te gelooven? Waarom komt Hij niet tusschenbeide wanneer Hij waarlijk almachtig is?’
Wij noemen God ook: de Voorzienigheid. Wat zou het baten Zijn menschenkinderen hier te dwingen, wanneer de vrede niet van binnen uitgaat? Om het minste geschil zou opnieuw de oorlog uitbreken. Zijn wij vrije schepselen en toch gebonden aan een zeker noodlot, zoo moeten wij ons weder aan dat lot ontworstelen om een hooger vrede in te gaan.
De voorspellingen eener Madame de Thèbes, onlangs in de Lelie opgenomen, wijzen op een vóórbeschikking - evenzeker als wij een onweer en een storm kunnen voorzeggen wanneer de atmosfeer zwanger is van opgehoopte electriciteit. Het onweer en de storm moeten de luchten zuiveren en het natuurlijk evenwicht herstellen; het goddelijk evenwicht zal worden hersteld, juist na dezen wereldkrijg.
De volkeren moeten een geweldige en ontzaglijke les leeren. Zij moeten inzien dat overheersching en ruw geweld een revolutie baart, dat oorlogvoeren eigenlijk geworden is tot een onmogelijkheid, dat uit den strijd alles is verdwenen wat die vroeger maakte tot een kans voor ridderlijkheid, dapperheid en edelmoed - dat het is een verschalken, spionneeren en elkaar te slim afwezen, dat het geworden is een ondermijnen, overvleugelen en letterlijk overdonderen. Niet die de meeste moed heeft en het grootste recht heeft, maar die beschikken kan op de wreedst uitgedachte wapenen, op kanonnen, onderzeebooten, vliegtuigen, enz....
Het is zeer zeker een edel en verdienstelijk streven der menschen om op alle wijzen propaganda te maken tegen den oorlog, maar de oorlog kan alleen een einde maken aan den oorlog door te doen inzien dat hij een onmogelijkheid geworden is.
Vaderlandsliefde moet worden opgevoerd tot algemeene menschenliefde. Men dient zijn vaderland het best en op de hoogste wijze door kunst en wetenschap te beoefenen en te bevorderen; de industrie, de landbouw aan te moedigen en te beschermen, door de kinderen op te voeden niet in haat tegenover het een of andere volk, maar met verstand en inzicht alles uit de jonge harten te weren wat later aanleiding geven kan tot misverstand en vijandschap.
Des nachts denkende over Vaderlandsliefde en in de eerste ontzetting over al die gruwelen, eigenlijk de idee zelve verwerpend, ontving ik des anderen daags van geestelijke zijde een antwoord.
Vraag: Is Vaderlandsliefde een deugd?
Antw.: Vaderlandsliefde is een kracht, en kracht is deugd in groote zielen.
Toen ik al die jonge en krachtige levens beklaagde, die worden weggemaaid en vroeg of dit voor hen niet vreeselijk was, ontving ik door de planchette deze woorden tot antwoord:
‘Neen, zij juichen in de bevrijding.’ -
Nadenkend moest ik erkennen dat hoe het ook mocht gesteld zijn met den toestand hunner ziel, zij toch ineens, vanuit de hel der aarde, worden overgeplaatst in de rust van het geestenrijk.
Dáár zullen al die krachten en talenten, hier ontijdig tot een eind gebracht, zich kunnen ontplooien en ontwikkelen, daar zal de verloste geestelijke persoonlijkheid kunnen opstijgen tot hooger bewustzijn en wetenschap. Er is daar een sfeer van studie en onderzoek; geen enkele gave is daar verloren. Zich te verdiepen in een heilig onderzoek naar vele raadselen die langzaam voor ons ontsluierd worden; het grootsch verband in te zien dat er tusschen alle geestelijke werelden bestaat. Op te klimmen, geleid door hooger geestelijk inzicht, tot onzen waren