inwoners. Dit cijfer is te meer daarom zoo hoog, omdat niet 600000 man van den aanvang van den oorlog af medestreden.
Aanvankelijk toch was het Bulgaarsche leger niet sterker dan 350000 man.
Sir Charles Bell deelde in zijn ‘Letters’ mede hoe hij na den slag van Waterloo gedurende drie dagen gewonden daar opereerde. Hij vertelt daaromtrent: ‘All the decencies off performing surgical operation were soon neglected. While I amputated one man's thigh, there lay at one time thirteen all beseeching to be taken next. It was a strange thing to feel my clothes stiff with blood, and my arms powerless with the exertion of using the knife.’
Gelukkig is die tijd voorbij. De chirurg is nu niet meer voortdurend aan het amputeeren. Integendeel, de konservatieve chirurgie is bij den Balkanoorlog opnieuw gebleken de beste te zijn. Clairmont deelde mede, dat amputaties betrekkelijk niet meer voorkwamen, terwijl de meest veelvuldige operaties waren incisies van abcessen.
Om de konservatieve chirurgie goede resultaten te doen opleveren is het noodig de wonden zoo aseptisch mogelijk te behandelen. Clairmont en Tintner zeggen terecht, dat men daartoe met de eenvoudigste middelen het verste komt en wel met een droog aseptisch verband. Verder moet iedere onnoodige manipulatie van den patiënt vermeden worden en mag in geen geval de wond met de hand aangeraakt worden. Bij het Bulgaarsche leger was een groote fout, dat de soldaten niet in het bezit waren van een pakje verband. De Servische soldaten hadden ieder twee pakjes verband. Ook de Turken, de Grieken, ja zelfs de Montenegrijnen waren er van voorzien. Hoe goed die verbandpakjes ook voldoen hebben zij toch de fout te klein te zijn voor groote wonden, zooals die door granaatscherven ontstaan. Buitendien blijven dergelijke verbanden dikwijls slecht zitten, waarom men wenschte, dat er voldoende hechtpleister aan toegevoegd - of dat er met masticolverband gewerkt werd. Naar aanleiding van de gunstige resultaten verkregen met het masticolverband door Stierkin en Fischer is dit nu in het Zwitsersche leger ingevoerd. Ook is voorgesteld, dat iedere tiende soldaat een grooter pak verband zou ontvangen.
Evenals men nu leest, dat de arme soldaten dagen in modderige loopgraven moeten doorbrengen, slecht gevoed en zonder eenige rust, zoo was het ook toen. Widenmann zegt terecht, dat men dergelijke gewonden niet dadelijk moet opereeren, maar ze eerst rust, voedsel en goede verpleging moet geven. Zonder die voorzorgen verdragen die patiënten de operatie niet. En ook tegen reeds ingetreden infectie is rust en immobiliseering van het gewonde lichaamsdeel beter hulpmiddel dan operatie. Tintner zegt: Möge die Wunde noch so belegt, die Eiterung noch so stark, die Entzündung noch so schmerzhaft sein, so kann man dem Arzt nicht genug ans Herz legen, mit der Operation zu warten’. Een geheel andere opvatting en handelwijze dus als van sir Charles Bell. Daarbij komt nog, dat het steeds aanvoeren van nieuwe verwonden een rustig opereeren onmogelijk maakt, tenzij men als Bell kan zeggen ‘my mind is calm amidst such a variety of suffering’.
De eenige directe operatieve hulp moet bestaan in het bestrijden van bestaande hevige bloedingen.
Over het algemeen heeft Hildebrandt gelijk, dat het beter is de zwaar gewonden te verplegen in de Hospitalen in het front en ze niet te spoedig te doen vervoeren naar de betere ziekenhuizen in groote steden. Vooral gold dit in den Balkan-oorlog, omdat het vervoer langs slechte wegen zoo uiterst moeilijk ging. De Fransche gewonden zijn er in dit opzicht veel beter aan toe. Ook de Duitschers hebben betrekkelijk niet ver van hun front goede ziekenhuizen in hun vaderland. In den Fransch-Duitschen oorlog bestond aan weerszijden ook geen gebrek aan goede artsen en chirurgen, in den Balkan-oorlog wel. In geheel Bulgarije zijn slechts 657 artsen, ongeveer het dubbele aantal van Amsterdam. Langzamerhand kwamen daarbij gedurende den oorlog ruim 600 vreemde artsen. Ook in Servië, dat slechts ruim 300 artsen had, was groot gebrek aan geneeskundige hulp en moest ook daar de hulp komen van de buitenlandsche artsen. Het beste was de toestand in Griekenland, het slechtste in Montenegro, dat slechts vijf artsen tot zijn beschikking had. Van het buitenland kwamen 79 artsen Montenegro te hulp.
Of onder de gewonden geweerkogelwonden of wonden door schrapnells veroorzaakt overwegen, hangt van verschillende omstandigheden af. Zoo verloren de Bulgaren bijna niemand door geschutvuur, omdat de Turken zoo slecht schoten. Bij Tschataldscha echter schoten de Turken veel en veel beter en was