Berusting en Zelfbedwang! Het onveranderlijke wachtwoord voor den strijdenden en lijdenden mensch, nog meer in deze dagen dan in de tijden die men gewoon is te noemen normale.
Was voor het aanbreken van dezen geweldigen oorlog reeds menig sterveling veroordeeld het hem overblijvend stukske levensbaan in stille berusting door te blijven sukkelen en daarom beklaagd door de hem omringenden, die nog gezond naar lichaam en hart waren, thans zijn ook velen dezer bezocht en dikwerf in nog grootere mate dan de eersten.
Menschen, wier levensgeluk in enkele weken of dagen verwoest is geworden, wier liefste betrekkingen door het moordend staal, ziekte of ontbering de levensdraad werd afgesneden.
Anderen weer, die door een werkzaam en spaarzaam leven op middelbaren of bedaagden leeftijd tot welgesteldheid gekomen, zich nu plots zien gebracht tot den bedelstaf, moetende leven van de genade en barmhartigheid hunner medeburgers.
Talloozen, niet meer in het gewaardeerde bezit van eigen haard en hof, van kinderen en ouders om zich henen, omgeven door hunne stomme vrienden, de huisdieren, alle wezens, wier liefelijke beelden nu nog slechts in hunne herinnering voortleven.
Tout passe - tout lasse - tout casse!
Dan nog zoovelen door de economische crisis gedéclasseerd, niet meer in hun vroegeren kring zich kunnende handhaven.
Zij allen moeten leeren berusten, berusten in het onafwendbaar Noodlot, waarbij murmureeren ten onpas is, daar het in stede van verbetering, verergering van den toestand tengevolge heeft.
To take it coolly, dat is de eenige raad, die men hun kan geven.
Men dient zich nu eenmaal aan te passen in de nieuwe omstandigheden, anders is het leven geen leven meer.
Nicht hänge mit müsziger Klage
Entschwundenen Zeiten nach!
Geniesze der Gegenwart Tage
Niet even licht valt dit steeds, doch het zal ook al weer den eenen mensch gemakkelijker afgaan dan den anderen en wij weten het nu eenmaal:
.... de tijd baart rozen.
Er wordt wel eens beweerd, dat de mensch aan alles went en het valt niet te ontkennen, dat van deze bewering heel veel aan is.
Wanneer de acute gemoedsverstoring voorbij is, een rustiger tijdperk is ingetreden en de steeds schokkende weemoedige herinneringen minder scherp naar voren treden, dan - dan zal de zwaar bezochte weder in gaan zien, dat ook in geestelijken zin stilstand achteruitgang is, dat het mijmeren over verloren geluk tot niets leidt, slechts tot verstomping en zenuwlijden kan voeren, en dat men verstandig handelt door weder mede te gaan leven met de levenden en door te trachten zich het leven zoo in te gaan richten, dat het geen voortdurende kwelling meer is.
Nieuwe bezigheden zullen de plaats der vorige moeten innemen, de tegenwoordigheid van andere wezens zal niet nalaten in te werken op het gemoedsleven, verstrooiïngen dienen gezocht te worden. De geest moet worden afgeleid, zonder dat daarom de heengeganen, met wie men eenmaal zoo innig gelukkig was, behoeven vergeten te worden.
Voortdurend met de dooden te blijven leven gaat niet op voor menschen, die nog in het bezit zijn van een organisme, bestemd voor deze wereld, en in staat hier nog een zekeren tijd te functioneeren.
Zelfs bij een donkeren hemel komt af en toe het zonnetje eens door de wolken kijken. -
Zelfs voor den meest zwaarmoedigen mensch kunnen er oogenblikken aanbreken, waarin het hem gegeven zal zijn zonneschijn te verspreiden in de harten van hen, door de verandering van omstandigheden in zijne nieuwe omgeving geplaatst.
Eene omgeving dikwijls van menschen, die diep begaan met zijn lot, zullen trachten hem door genegenheid en liefde te vergoeden het onuitwischbare leed.
Het dient dan aanbeveling van appreciatie te doen blijken. Door alle sporen van wrevel en ontevredenheid in zijn binnenste te begraven en uit zijn hart te bannen en de nieuwe wereld een vriendelijk gezicht te toonen.
Iedereen toch heeft zijn kruis te dragen, wordt aanhoudend bezocht door teleurstellingen en rampen, dit vergete men nimmer.
Leed, waarmede te koop wordt geloopen, kan geen aanspraak meer maken op belangstelling en medegevoel, daar het eene uiting is van egoïsme, in tegenstelling met stil gedragen smart, die berusting heet.
F.A. EBBINGE WUBBEN.
Den Haag, December 1914.