wel het allerergste zijn wat er bestaat. En anderen kunnen daarin niet troosten. Men moet ‘gather the fragments’. En één ding hebt gij in elk geval: Uw dierenliefde. Ik-voor-mij zie nimmer eenzame menschen of ik beklaag hen uit den grond van mijn hart, wanneer zij niet in staat zijn te begrijpen en te waardeeren de oneindige liefde en teederheid en trouw, die een dier geeft, de gezelligheid die het aanbrengt, de vroolijkheid waarmee het U verwelkomt. Zulke menschen komen mij steeds zoo dor van ziel voor! En, nietwaar, diegenen wier ziel verdorde, of misschien nooit heeft verstáán de oneindigheid van liefhebben-kunnen en liefde-geven en liefdeontvangen, die zijn nog het allermeest te beklagen! - Nietwaar, de dringende nood in ons eigen land verplicht ons m.i. vóór en boven alles te denken aan onze eigen armen! - Met belangstelling las ik 't slot van Uw brief waarop ik hier niet nader mag ingaan natuurlijk. 't Verwondert mij overigens niets. Ik vind het juist iets voor die vrouw. - Houdt U nu maar zoo goed mogelijk in deze dagen van beproeving en herinnering.
Stania. - Ook Uw brief is er een van leed. - Ik kan mij zoo begrijpen dat gij het heengaan Uwer lieve moeder in dezen zwaren tijd dubbel hebt gevoeld. Vooral waar zij nog was op een leeftijd waarop gij mocht hopen haar nog lang te behouden. Aan den anderen kant echter is het toch ook een groote troost dat gij haar nog zooveel hebt kunnen geven, en voor haar mocht zijn. Ja, dat weet ik-zelve, uit eigen jonge ondervinding, hoe droef het is eene moeder te verliezen. Gij hebt een gezin, en een man dien gij zeer liefhèbt, ik was toen nog zoo jong, en zoo aan het begin van een zeer onzekere toekomst. En ik weet nog zoo goed dat die vraag: ‘Waarom’? ‘Waarom?’ ook mij op de lippen kwam telkens, omdat ik wist dat mijne moeder-zelve nog zoo heel graag had willen blijven leven, dat haar hart nog zeer hing aan het aardsche bestaan, en aan wat zij moest verlaten. En toch is het mij naderhand zoo dikwijls duidelijk geweest dat het zóó voor haar-zelve-juist het beste was, dat haar heengaan, juist op dat tijdstip, haar heeft bewaard voor veel, veel verdriet dat juist zij niet had kunnen dragen. Daarom zeg ik ook steeds: In eigen lot herken ik dikwijls eene Leiding. Dat wat raadsel blijft, en twijfelen doet, dat is de ellende en de smart rondom ons, het dierenleed óók! -
En dat brengt ons weder op dat vreeselijke van deze dagen, den oorlog! Hoe lang nog, hoe lang nog! Mijn lieve Stania, dat kan ik getuigen uit eigen aanschouwen en uit eigen ondervinding, dat de Duitschers, als geheel genomen, het volk en de beschaafde kringen beide, den vrede wenschen, en vóór en boven alles steeds denken aan de vele, vele menschenlevens, die óók hunne overwinningen hun kosten. Nergens heb ik pralerij en bluf gezien, en ik was immers juist in Duitschland toen de gróóte zegepralen bevochten werden van België, Luik, Leuven, Reims, Longuy, Lagarde, Oost-Pruisen. - Altijd echter is er, ook in de pers, een waardige ernstige toon aangeslagen, waartegen het gezwets en gescheld en geschimp van de Fransche pers smadelijk afsteekt. Maar, zooals de zaken thans staan, is deze oorlog voor Duitschland een geworden van kamp om zijn zelfbehoud. Dat voelt iedere Duitscher. Daarvoor heeft hij goed en bloed over. En daarom verdient hij eerbied en hulde. Ik ben en ik blijf een anti-militarist. Ik vind dat zij die dezen oorlog op hun geweten laadden de hellenstraf ruimschoots verdienen, als die bestaat, maar, nu hij er is, nu heb ik onbepaald respect voor de eenheid en de zelfopoffering van het Duitsche volk, en ook heb ik met dat rijkgezegende schoone sympathieke land en met zijn mij zeer sympathieke inwoners diep medelijden, waar het mijn vaste eerlijke overtuiging is, dat Engeland het toelegt op de vernietiging van Duitschland's handel, scheepvaart, van zijn existentie in één woord - uit pure afgunst!
Wat nu de eenzijdige stemming ten onzent aangaat, gij hebt groot gelijk dat die een gevolg is van het misdadig en verachtelijk ophitsen van een deel onzer pers. Dat deze is omgekocht door Engelsch geld staat voor mij vast. Gelukkig echter begint er reeds eene kentering te komen, en gaan er steeds meer stemmen op die getuigen tegen deze knoeierij en oneerlijkheid, en die de aandacht der regeering er op vestigen, en die zich met walg afwenden van zulke leugenverspreiders.
Hier in den Haag vooral heerscht over het algemeen een betere en verstandigere geest, en is men, vooral in zake de ‘onbaatzuchtige’ bedoelingen der Engelschen, zeer op zijn hoede geworden.
Ik dank Uw man recht hartelijk voor zijn vriendelijke woorden aan mijn adres. Onder verwijzing naar het hoofdartikel: Sympathieën en Antipathieën, zie Lelie van 25 November, dat gij zult hebben gelezen, kan ik U verzekeren, dat ik mij voel van Germaanschen stam, en dat mijne sympathieën zijn met de Germanen, (niet met de militaristische Junker-partij in Duitschland), maar met het Duitsche volk, met zijn gemoedelijken aard en zijn beminnelijke aantrekkelijke eigenschappen, en zijn hooge ontwikkeling en ernstige, maar toch niet sombere levensopvatting. - Ja, het is diep-treurig dat verschil van meening aanleiding geeft in deze dagen tot onderling gekibbel en tot minder-aangename gesprekken. 't Beste is dus maar die te mijden. Waarom onze persoonlijke vrienden van ons vervreemden, omdat zij anders denken daarin dan gij of ik.! Elkaar overtuigen doet men gewoonlijk toch niet. Op de plaats waarop ik gesteld ben is het niet alleen mijn plicht ronduit en moedig mijne meening te zeggen, maar ook eene die ik gaarne en blijde vervul, want ik kan op die wijze iets goeds uitrichten, en de oogen openen, door geteekende getuigenissen te herhalen, en leugens te ontmaskeren, en dingen, waarover wordt heengelezen, of die onze eerlijke (?) pers verzwijgt, over te nemen, en er de aandacht nadrukkelijk op te vestigen. Maar in het particuliere dagelijksche leven raad ik iedereen aan den vrede te bewaren onderling, en, is men van een geheel tegenovergestelde meening, liever het onderwerp te vermijden. - Hartelijk dank nogmaals.
M.K. - Hartelijk dank voor Uw lieve briefkaart. Het is zeer zeker voor mij niet ‘lastig’ dat