De Hollandsche Lelie. Jaargang 28

St: Nicolaas-attenties.

I.

Dengene, die mij op St: Nicolaas een geestigheid zond over den Duitschen Keizer, dank ik hiermede gaarne; hetzij hij hatelijk wou wezen, hetzij niet, in elk geval amuseerde hij mij, en verdient dus mijnerzijds mijn dank om die reden. Daarom wil ik hem dus gaarne van dienst zijn met het gevraagde pruik-adres, en verwijs hem naar den coiffeur van onze Koningin, den Heer Hamburger, Noord-Einde, den Haag, die zeker aan al zijn verwachtingen zal voldoen.

II.

Wie moet ik danken - en dat bijzonder innig - voor de allerliefste attentie van een pracht-azalea, die vergezeld ging van een zoo gracieuse gift aan onze Marie? Ik heb een stil vermoeden op iemand die mij onlangs, juist over Marie, zoo heel-waardeerend schreef, maar ik durf haar niet bedanken, want zij overlaadt mij reeds met zoovele

[p. 350]

vriendelijkheden dat het indiscreet lijkt ook dit alweder op hàre rekening te schuiven, alvorens ik zekerheid heb. Ik hoop daarom dat zij die mij zoo lief bedacht zich alsnog bekend maakt, en ik wil haar alreeds langs dezen weg vertellen dat wij alle drie - want Marie viert dezen avond mèt ons - bijzonder getroffen waren door de wijze waarop speciaal aan haar, Marie, is gedacht, zoo èchtfijngevoelig. -

ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.