| |
The Bible in Spain; or, the Journeys, adventures, and imprisonments of an Englishman, in an Attempt to circulate the Scriptures in the Peninsula, bij George Borrow, author of ‘The Gypsies of Spain’, in three volumes. London: John Murray, Albemarle Street 1843.
Men ziet, dat de titel van bovengenoemd werk nogal omvangrijk is. De ‘Bijbel in Spanje’ is het verhaal van de lotgevallen van 't Zigeunergenie George Borrow, agent van het Britsch en buitenlandsch Bijbelgenootschap, bij zijn pogingen om de Heilige Schrift in de Spaansche taal in de meest afgelegen plaatsen van Spanje te verspreiden. En dat omstreeks 1830. Men begrijpt met welke moeilijkheden deze onverschrokken Engelschman te kampen had, in een tijd, toen er in Spanje een burgeroorlog heerschte tusschen de Carlisten en de z.g.n. Nationalisten, tengevolge waarvan het zeer onveilig was om er te reizen, temeer waar tallooze rooversbenden het land doorkruisten.
George Borrow was bovendien niet de eerste de beste.
Veeleer een persoon van buitengewone beteekenis. Hij kende en sprak tientallen van talen en dialecten, verkeerde 2 jaar te St. Petersburg in opdracht van bovengenoemd genootschap ter vertaling van het Nieuwe Testament in 't Mandsjoerijnsch, een zeer moeilijke taal, die eenigszins aan 't Chineesch verwant moet zijn.
Voorts reisde hij veel, bezocht Spanje een drietal keeren, welke reizen uitvoerig in ‘de Bijbel in Spanje’, drie deelen van ieder ongeveer 400 bladzijden, zijn beschreven.
Wellicht is dit boek ten onzent niet zeer bekend en dat zou toch jammer zijn, daar weinig boeken zoo leerzaam zijn op 't gebied van menschenkennis, volkenkunde, reisbeschrijving, enz. Een schat van kennis ligt er in opgestapeld. Men ziet er in den fanatieken afkeer in die dagen tegen den verkoop van het Boek der boeken in het Roomsche Spanje, leert er uit de groote onkunde, die toen en misschien nog wel hier en daar ten plattenlande heerschte en bewondert den Christelijken moed, waarmee Borrow te paard of op een muildier, vergezeld van een bediende, de meest afgelegen streken bezocht.
Tallooze malen verkeerde hij in levensgevaar, doch zijn geloof in Gods Almacht en Voorzienigheid liet hem nooit in den steek en steeds werd hij dan ook op wonderlijke wijze voor ramp bewaard.
Veel verkeerde hij met de Zigeuners, ook in Spanje. Hij kende hun dialect, was ingewijd in hun gewoonten en door zijn tegemoetkomend optreden stelden velen van hen vertrouwen in hem.
De kracht van Borrow's invloed lag in zijn onwrikbaar geloof, in den eenvoud van zijn verschijning en in den Christelijken adel van zijn Engelsch karakter. Men moge toch van het Engelsche karakter als zoodanig zeggen wat men wil, een zekere bewondering van hun energie, volharding en het overwinnen van moeilijkheden zal niemand hun kunnen ontzeggen.
De Spaansche Regeering was vooral in die dagen voor Engeland beducht en dit heeft
| |
| |
ook Borrow niet zelden in moeilijke oogenblikken en omstandigheden geholpen.
De Engelsche gezant stond hem, toen hij te Madrid na opening van een boekwinkel ter verkoop van Bijbels, die vooral in de Zigeunerstaal vertaald vele koopers vonden, gevangen was genomen, met alle macht ter zijde, zoodat hij dan ook, na eenigen tijd in de gevangenis te Madrid in een kamer te zijn geherbergd, met groote vrijheid om zich temidden van de gevangenen te bewegen, hetgeen zijn ervaringen weer niet weinig verrijkte, met alle eer in vrijheid werd gesteld. De Regeering had slechts gehandeld op instigatie van de geestelijkheid, die het niet kon zetten, dat door geheel Spanje en laatstelijk in Madrid, de Heilige Schrift zonder eenige notities vanwege de kerk in zoo grooten getale werd verspreid.
Merkwaardig was steeds de tact, waarmede Borrow omging niet alleen met 't volk, maar ook met de autoriteiten, met wie hij dikwijls in kennis kwam. Zoo had hij meer dan eens een audiëntie bij den Minister van Binnenlandsche Zaken, sprak met bisschoppen, rectoren van hoogescholen en allen bewonderden zijn meer dan uitgebreide kennis niet alleen op theologisch gebied, doch op letterkundig en algemeen menschelijk gebied niet minder.
Uit het eerste deel wil ik hier even aanhalen een gesprek, dat Borrow te Madrid bij een bezoek aan het Engelsche Jezuïtencollege hield met den Rector. Om de eigenaardigheid der taal geef ik het eerst in 't Engelsch weer om het daaronder vertaald op te nemen. Borrow toont in dit gesprek het goede in zijn tegenstanders te kunnen waardeeren. Want ofschoon hij bij zijn werk en op zijn reizen zoo noodig flink uitkwam voor zijn Protestant Chr. geloof, nochtans deed hij dit niet met een ijver zonder verstand en wist hij waar mogelijk met waardeering te spreken, gelijk uit 't volgende gesprek ten duidelijkste blijkt.
‘I looked through a window, at a great height, and saw about twenty or thirty fine lads sporting in a court below. ‘This is as it should be,’ said I; ‘those boys will not make worse priests from a little early devotion to trap-ball and cudgel playing. I dislike a staid, serious, puritanic education, as I firmly believe that it encourages vice and hypocrisy.’
We then went in the Rector's room, where, above a crucifix, was hanging a small portrait.
Myself. - That was a great and portentous man, honest withal. I believe the body of which he was the founder, and which has been so much decried, has effected infinitely more good than it has caused harm.
Rector. - What do I hear? You, an Englishman and a Protestant, and yet an admirer of Ignatius Loyola!
Myself. - I will say nothing with respect to the doctrine of the Jesuits, for, as you have observed, I am a Protestant; but I am ready to assert that there are no people in the world better qualified, upon the whole, to be intrusted with the education of youth. Their moral system and discipline are truly admirable. Their pupils, in after life, are seldom vicious and licentious characters, and are in general men of learning, science, and possessed of every elegant accomplishment. I execrate the conduct of the liberals of Madrid in murdering last year the helpless fathers, by whose care and instruction two of the finest minds of Spain have been evolved - the two ornaments of the liberal cause and modern literature of Spain, for such are Toreno and Martinez de la Rosa.’
Wat in onze taal is: ‘Ik keek door een raam, van zeer hoog, en zag ongeveer 20 of 30 flinke jongelui bezig met sport op een plein beneden. ‘Dat is zooals 't moet zijn’, zeide ik; ‘deze knapen zullen er geen minder goede priesters om zijn, dat zij zich al vroeg wat bezighielden met voetballen en crocqueten. Ik houd niet van een gemaakte (statige), sombere, puriteinsche opvoeding, daar ik er vast van overtuigd ben, dat het misdaad en huichelarij bevordert.’
Wij gingen daarop naar de Rectorskamer, waar, boven een crucifix een klein portret hing.
Ikzelf: - Dat was een groot en geweldig man, in ieder geval, een eerlijk man.
Ik meen, dat de vereeniging, waarvan hij de stichter was en die zoo dikwijls verwenscht is, oneindig meer goed heeft gedaan dan ze kwaad heeft gesticht.
De Rector: - Wat hoor ik? Gij, een Engelschman en een Protestant, en dan toch een bewonderaar van Ignatius Loyola!
Ikzelf: - Ik zal niets zeggen van de leer der Jezuïten, want, zooals gij gemerkt hebt, ben ik Protestant; maar ik ben bereid te verklaren, dat er in de heele wereld geen menschen zijn, wie men over 't geheel genomen beter de opvoeding der jeugd kan toevertrouwen. Hun zedestelsel en discipline zijn werkelijk bewonderenswaardig. Hun
| |
| |
leerlingen zijn in hun later leven zelden slechte en losse karakters, en zijn in 't algemeen (meestal) mannen van kennis, wetenschap en in 't bezit van allerlei hen sierende kunde. Ik veracht het gedrag der Madridsche liberalen, die verschenen jaar de hulpelooze vaders vermoordden, door wier zorg en onderricht twee der fijnste geesten van Spanje hun ontwikkeling verkregen - de twee sieraden van de zaak der vrijheid en der nieuwere litteratuur in Spanje, als Toreno en Martinez de la Rosa zijn.’ -
Alzoo een loffelijk getuigenis. 't Kwam dan ook in dien tijd, dus ongeveer een eeuw geleden, wel voor, dat Borrow in min of meer afgelegen plaatsen van Spanje geestelijken ontmoette, die zelfs den verkoop zijner Spaansche Bijbels aanmoedigden, overtuigd als zij waren mede tengevolge zijner volhardende en meesterlijke actie ter verspreiding, die voor geen gevaar of tegenstand welke ook week, van zijn goed recht en van de goede uitwerking tenslotte.
Merkwaardig was het verhaal evenwel, dat een geestelijke hem eens deed bij bezoek van zijn winkel te Madrid. Deze verwachtte weinig heil van de verspreiding van de Bijbels. In een havenplaats had deze eens bijgewoond hoe de visschers of matrozen na inkoop van enkele exemplaren en na lezing der Schrift met elkaar op een geweldige manier begonnen te redetwisten, daar ieder den Bijbel op zijn wijze uitlegde. - Dit is natuurlijk de kracht van Rome's verweer in dezen. - Doch onbeschroomd zette Borrow zijn moeitevollen arbeid voort. Men krijgt ook respect voor een genootschap als het Britsche Bijbelgenootschap, dat jaren aaneen zooveel geld beschikbaar stelt en zich zooveel moeite geeft als hier is beschreven ter verspreiding van de Heilige Schriftuur.
Eenig denkbeeld van Borrow's naïviteiten vertrouwen krijgt men bij lezing van zijn verhaal, waarin vermeld wordt hoe hij eens in gezelschap van een Zigeuner bij avond aankwam in een klein Zigeunerkamp bij enkele hem geheel vreemde menschen. Vermoeid door een lange reis legde hij zich in een reisdeken gewikkeld niet ver van de vuren onder de boomen van 't bosch ter ruste en sliep tot den morgen, toen hij opeens gewekt werd door zijn te paard aansnellenden medereiziger, die hem aanspoorde vlug op te stijgen daar de andere Zigeuners bij eene nachtelijke poging om enkele makkers, die wegens roof in een nabijgelegen gevangenis waren opgesloten, te redden, eveneens gevangen waren genomen, en de bereden politie in allerijl het kamp naderde.
Zoo maakte hij meerdere avonturen mee; echter mengde hij zich natuurlijk niet in hun rooverijen en misdrijven, doch wegens de gulheid, waarmee hij deze paria's steeds tegemoet kwam, ook door het spreken hunner taal stelden zij in hem vertrouwen. Alleen hielden zij hem buiten de zoogenaamde ‘Zaken van Egypte’, waarmee hun geheimzinnig bondgenootschap werd bedoeld.
De in het dialect der Zigeuners vertaalde Bijbel is veel in Spanje gekocht. -
Van verschillende Spaansche steden en van landschap en klimaat treft men prachtige beschrijvingen in 't boek van Borrow aan.
De schitterende Spaansche zon, de groote vlakten, de bergstreken, de bosschen, het heerlijk klimaat van Andalusië, de verschillende typen van de bevolking, dat alles en nog veel meer vindt men geschilderd in ‘de Bijbel in Spanje.
Daar Borrow zich steeds temidden van het volk begaf leerde hij het vanzelf beter kennen dan op een afstand en heel merkwaardig zijn in zijn boek dan ook de vele levensgeschiedenissen, die hem werden verteld. Dergelijke boeken als de Bijbel in Spanje, die ons avontuurlijke tochten en reizen te paard meedeelen, bij storm en bij noodweer soms over de oneindige vlakten, door woeste streken met moeilijk vooral in 't donker begaanbare wegen, door wouden en langs afgronden, gevaarlijk bovendien vanwege het in die dagen rondzwerven van benden roovers, gewapend en te paard, - dergelijke boeken die een schat van menschenkennis, volkenkunde, geografie, enz. bevatten, moesten veel meer bekend zijn en gelezen worden.
Ze wegen toch ontegenzeggelijk op tegen vele romans, die weliswaar letterkundige waarde bezitten, maar niet altijd op zulke betrouwbare gegevens berusten.
Ik weet ook niet zeker of dit boek in 't Nederlandsch is vertaald, wel meen ik dat dit in 't Duitsch 't geval is, doch het zou 't zeker minstens zoo goed verdienen als de Nederlandsche vertaling b.v. als van de Drie Musketiers (Les trois Mousquetaires). Zie wat hij schrijft over Madrid en de bevolking.
‘I have visited most of the principal capitals of the world, but upon the whole none has ever so interested me as this city of Madrid, in which I now found myself. I will not
| |
| |
dwell upon its streets, its edifices, its public squares, its fountains, though some of these are remarkable enough: but Petersburg has finer streets, Paris and Edinburgh more stately edìfices, Londen far nobler squares, whilst Shiraz can boast of more costly fountains, though not cooler waters.
But the population! Within a mud wall, scarcely one league and a half in circuit, are contained two hundred thousand human beings, certainly forming the most extraordinary vital mass to be found in the entire world; and be it always remembered that this mass is strictly Spanish. The population of Constantinople is extraordinary enough, but to form it twenty nations have contributed; Greeks, Armenians, Persians, Poles, Jews, the latter by the by, of Spanish origin, and speaking amongst themselves the old Spanish language; but the huge population of Madrid, with the exception of a sprinkling of foreigners, chiefly French tailors, glove makers and peruquiers, is strictly Spanish, though a considerable portion are not natives of the place. Here are no colonies of Germans, as at Saint Petersburg; no English factories, as at Lisbon; no multitudes of insolent Yankees lounging through the streets, as at the Havannah, with an air which seems to say: the land is our own whenever we choose to take it; but a population which, however strange and wild, and composed of various elements, is Spanish, and will remain so as long as the city itself shall exist.
Hail, ye aguadores of Asturia! who, in your dress of coarse duffel and leathern skull-caps, are seen seated in hundreds by the fountain sides, upon your empty water casks, or staggering with them filled to the topmost stories of lofty houses. Hail, ye caleseros of Valencia! who, lolling lazily against your vehicles, rasp tobacco for your paper cigars whilst waiting for a fare. Hail to you, beggars of La Mancha! men and women, who, wrapped in coarse blankets, demand charity indifferently at the gate of the palace or the prison. Hail to you, valets from the mountains, mayordomos and secretaries from Biscay and Guipuscoa, toreros from Andalusia, riposteros from Galicia, shopkeepers from Catalonia! Hail to ye, Castilians, Estremenians and Aragonese, of whatever calling! And lastly, genuine sons of the capital, rabble of Madrid.
....The Spaniard of the lower class has much more interest for me, whether manolo, laborour, or muleteer (than the higher orders). He is not a common being; he is an extraordinary man. He has not, it is true, the amiability and generosity of the Russian mujik, who will give his only rouble rather than the stranger shall want; nor his placid courage, which renders him insensible to fear and at the command of his Tsar, sends him singing to certain daith. There is more hardness and less self-devotion in the disposition of the Spaniard; he possesses however a spirit of proud independence, which is impossible but to admire. He is ignorant, of course; but it is singular, that I have invariably found amongst the low and slightly educated classes far more liberality of sentiment than amongst the upper’ - etc..
- (Ik heb bezocht de meeste hoofdsteden der wereld, maar over 't geheel heeft geen enkele me zoo geïnteresseerd als deze stad Madrid, waarin ik me nu bevind. Ik wil mij niet ophouden met haar straten, haar gebouwen, haar publieke pleinen, haar fonteinen, ofschoon enkele van deze merkwaardig genoeg zijn; maar Petersburg heeft fijner (mooiere) straten, Parijs en Edinburg statiger gebouwen, Londen fraaier pleinen, terwijl Shiraz op kostelijker fonteinen, ofschoon geen koeler wateren, kan bogen. Maar de bevolking! Binnen een vuile muur, nauwelijks anderhalve mijl in omtrek, bevinden zich twee-honderd-duizend menschen, misschien wel de meest buitengewone levende massa van de heele wereld; en bedenke men wel, dat deze massa beslist Spaansch is. De bevolking van Constantinopel is buitengewoon genoeg, maar om ze te vormen hebben twintig naties er aan bijgedragen; Grieken, Armeniërs, Perzen, Polen, Joden, de laatste zoo goed als allen van Spaanschen oorsprong, en onder elkaar sprekend de oude Spaansche taal; maar de groote bevolking van Madrid, uitgenomen een klein getal vreemdelingen, voornamelijk Fransche kleermakers, handschoenenmakers en pruikenmakers, is beslist Spaansch, ofschoon een aanzienlijk gedeelte geen inboorlingen uit de plaats zijn. Hier zijn geen kolonies van Duitschers zooals te St. Petersburg; geen Engelsche handelshuizen als te Lissabon; geen menigte brutale Yankies (Amerikanen) lanterfantend langs de straten, zooals te Havanah, met een gezicht dat schijnt te zeggen: 't land is van ons zoodra wij verkiezen het te nemen; maar een bevolking, die, hoe vreemd en wild ook, en samengesteld uit verschillende elementen,
| |
| |
(toch) Spaansch is en zoo zal blijven zoolang de stad zelf zal bestaan. Heil u, waterdragers uit Asturië! die, in uw duffelsche kleeding en met uw leeren hoedenkappen, men bij honderdtallen ziet zitten terzijde van de fonteinen, op Uw ledige vaten, of waggelend met gevulde vaten naar de hoogste verdiepingen van hooge huizen. Heil u, calesero's (koetsiers?) uit Valencia! die lui leunende tegen uw rijtuigen, tabak fijnmaakt voor uw cigaretten, terwijl ge op een vrachtje wacht. Heil u, bedelaars van La Mancha! mannen en vrouwen, die, gehuld in wollen kleeden, om een aalmoes vragen aan de poort van 't paleis of van de gevangenis. Heil u, bedienden uit de bergen, opperhofmeesters en boekhouders (secretarissen) uit Biscaye en Guipuscoa, stierenvechters uit Andalusië, vechters (riposteros) uit Galicië, winkeliers uit Catalonië! Heil u, Castilianen, Estremenianen en Aragoneezen, en hoe ook geheeten! En tenslotte, gij echte zonen van de hoofdstad, janhagel van Madrid!....
De Spanjaard uit de lagere klasse boezemt mij veel meer belang in, 't zij werkman of muilezeldrijver, dan de hoogere rangen. Hij is niet een gewoon wezen; hij is een buitengewoon mensch. Hij heeft niet, 't is zoo, de beminnelijkheid en edelmoedigheid van den Russischen mujik, die liever zijn laatsten roebel geven zal dan dat de vreemdeling gebrek heeft; noch zijn kalmen moed, die hem onvatbaar maakt voor vrees en op bevel van zijn Tsaar hem zingend een zekeren dood tegemoet zendt. Er is meer hardheid en minder zelf-opoffering in den aard van den Spanjaard; hij bezit echter een geest van stoute (trotsche) onafhankelijkheid, die men onmogelijk anders dan kan bewonderen. Hij is onwetend, zeker; maar het is buitengewoon, dat ik onder de lagere en slordig opgevoede klassen meer mildheid van zin heb gevonden dan onder de hoogere standen).
Een duidelijk beeld van hoog zelfgevoel bij den Spanjaard geeft b.v. 't verhaal van Borrow's bezoek aan een herberg in Madrid, in een buurt, die bekend stond wegens roof en moord. Vermoeid als hij was ging hij er binnen om zich een verfrissching te koopen. Daar zag hem een stierenvechter, die hem kende. Na begroeting wendde deze zich tot het ruwe gezelschap met de woorden: ‘Cavaliers, and strong men, this cavalier is a friend of a friend of mine. There is none like him in Spain. He speaks the crabbed Gitáno though he is an Inglesito.’ (Heeren, en sterke mannen, deze heer is de vriend van een vriend van mij. Er is geen ander als hij in Spanje. Hij spreekt de ruwe Zigeunertaal ofschoon hij een Engelschman is.) Men wil dit eerst niet gelooven, doch Sevilla, de stierenvechter, roept een der roovers, die iets van die taal afweet en verzoekt onderwijl Borrow een en ander in die taal tot dezen te zeggen, waarop Borrow een soort speech afsteekt in de Zigeunertaal. De roover begrijpt er echter niet veel van. Doch nu moet men uit dit tooneeltje tenslotte de speech hooren van den stieren vechter: ‘Did I not say to you’, cried the bull-fighter, ‘that you knew nothing of the crabbed Gitàno. But this Inglesito does. I understood all he said. Vaya, there is none like him for the crabbed Gitáno,... next to myself, there is none like him, only he rides with stirrup leathers too short. Inglesito, if you have need of money, I will lend you my purse.
All I have is at your service, and that is not a little; I have jùst gained 4000 chulés by the lottery. Courage, Englishman! Another cup. I will pay all. I Sevilla.’
And he clapped his hand repeatedly on his breast, reiterating ‘I Sevilla! I.’ -
(‘Zei ik je niet’, riep de stierenvechter, ‘dat je niets wist van 't plat Zigeunersch? Maar deze Engelschman wel. Ik verstond alles wat hij zeide. Er is niemand als hij voor 't plat Zigeunersch.... Na mij is er geen als hij, alleen rijdt hij met te korte leidsels. Engelschman, als ge geld noodig hebt, wil ik je mijn beurs leenen. Al wat ik heb is tot uw dienst, en dat is niet weinig; ik heb pas 4000 chulés uit de loterij getrokken. Moed, Engelschman! Aanneme. Nog een glas. Ik zal alles betalen. Ik Sevilla!’ En hij sloeg met zijn hand herhaaldelijk op zijn borst, telkens zeggend ‘Ik Sevilla! Ik.’)
Van kaap Finisterre tot Cadix, van Oost naar West trok Borrow door Spanje. Ook Tanger in Noord-Afrika bezocht hij.
Alles saamgenomen acht ik het een buitengewoon merkwaardig boek, dat weliswaar reeds geruimen tijd geleden te Londen verscheen, maar desniettemin nog alleszins waard is ook door ons Hollanders te worden gelezen. Het geeft tevens een kijk op het groote werk van het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap, dat blijkbaar geen kosten ontziet, om de Heilige Schrift in de eigen taal onder de volkeren te verspreiden.
Strijen.
J.B. NAAKTGEBOREN.
|
|