De Hollandsche Lelie. Jaargang 28
(1914-1915)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Martinus uit het Fransche stadje Soudeilles zesmaal nagemaakt en voor echte waar verkocht. Dat is nu nog eens een gemeentebestuur, dat geld weet te kloppen uit de kunstzaken. Een antiquair in Brussel ging op het gerucht van den zeldzamen (?) ‘Martijn’ er op in, en kocht voor 40.000 francs het onnavolgbare voorwerp. Hij kreeg op den koop toe een wierookvat. Trotsch op zijn verworven schat (?) toog hij er mede naar Londen, waar hij een millionnair-kooper dacht te vinden; hij kwam met de kous op den kop terug. De heilige Martijn was valsch. Pierpont Morgan zou den echten Martijn bezitten. Tenminste, als we niet mogen gelooven, wat een Parijsch antiquair beweert, dat ook hij, Pierpont Morgan, bedrogen is door valsche certificaten van echtheid. Op deze wijze moeten er wel zes Martijn's in 't bezit zijn van schatrijke verzamelaars en schatrijke musea - eene zeldzaamheid voor die laatstgenoemde inrichtingen. De justitie zal thans moeten uitmaken wie in deze zaak de schuldige is, want beweerd wordt, dat het gemeentebestuur geen schuld treft. De echte Martijn zou gestolen zijn, in een vorm gegoten, en als een St. Niklaaspop vermenigvuldigd. Dat de Heilige naamgenoot in den Hemel zulks toelaat is waarlijk onbegrijpelijk. | |
II. Uitspattingen in de kunst.De kunst heeft hare uitspattingen. Op een gegeven oogenblik is zij plat en heiligschennend. Dat platte kan men op vele schilderijen zien. Hondjes en mannen, doen flink-weg hun behoeften. Dit platte ligt misschien aan de meerdere of mindere beschaving van den kunstenaar, en ook oudtijds was men met veel, wat nu ook onkiesch of plat lijkt, minder verholen. Ik haast mij voorop te stellen, dat ik met plat in geen geval het naakte in de kunst bedoel. Naakt is niet plat; plat kan zijn zonder naakt. Daarom mag ik dan ook wel mededeelen, tot staving hiervan, dat eene danseres, in 't bijwezen van niets dan mannen, eenmaal proeven van hare kunst gaf haast ongekleed, en dat zij, toen de geringe bedekking haar dreigde te hinderen in hare kunst-bewegingen, ook die liet afglijden van haar lichaam. De getuigenis der bijzijnde mannen was deze, dat bij hen iedere gedachte van hartstocht was buitengesloten. We kunnen dit lezen in de Revue Illustrée No 16 van 5 Augustus 1908, bl. 105, en vooral bl. 107 in verband met het geschrevene in No. 14 van 5 Juli 1908. Over 't platte in de kunst zullen we niet verder uitwijden. Hoofdzakelijk wilden we spreken over heiligschennis in de kunst, en daartoe geven ons twee werken aanleiding. Zij houden verband met elkaar, want het eene behandelt Frankrijk, het andere het buitenland, Frankrijk uitgenomen. De titel is: l'art profane à l' église. Ses licences symboliques, satiriques, et fantaisistes. We kunnen geen afbeeldingen geven, evenmin beschrijvingen, maar de ongeveer 1200 gravures in de beide deelen kunnen leeren hoezeer de kunstenaar dikwerf in kerkelijke kunst, - de kerk in- en uitwendig, - behoefte had om grof-zinnelijke figuren of voorstellingen, of plat-vulgaire ornamenten aan te brengen, waartegen de geestelijken of burgerlijke autoriteiten niet in verzet schijnen gekomen te zijn. De schrijver-verzamelaar Dr. G.J. Witkowski heeft met alle zorgvuldigheid alle kerken en gebouwen bekeken en afgeteekend zoodra hij iets tegenkwam wat plat was, dikwerf in hooge mate plat, en dat hij niet tevergeefs gezocht heeft bewijst wel, dat hij voor Frankrijk een oogst had van 636 gravures, en voor de andere landen een van 534 gravures en zestien platen buiten den tekst. Christelijke kunst, en daarin heiligschennende afdwalingen. Hoe komen zij bij elkaar, en toch bestaan deze uitersten. De twee werken van Witkowski toonen ons dit zeer duidelijk. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. Oud-Gemeente-archivaris. |
|