Lelie (natuurlijk zonder Uw naam te noemen). Daar gij een nieuwe abonnee zijt, en dus eerst nu die bewuste artikelen hebt kunnen lezen, sta ik U gaarne toe mij alsnog over het artikel Schippérus eene beschouwing te zenden.
Vriendelijk dank voor Uw schrijven.
Wil. - Het deed me zooveel genoegen een zoo hartelijke instemming van U te ontvangen met den inhoud van het Lelie-nommer waarin ik het Haagsche Asyl voor Noodlijdende(?) Dieren besprak en in een ander artikel de dienstbodenquaestie behandelde. Met mijn oprechte verontwaardiging over het Haagsche dierenasyl en de handelwijze van het hoofdbestuur ontving ik enkel bewijzen van instemming. Wat de dienstbodenquaestie aangaat zijt gij een dergenen die al héél beslist en onomwonden mijne meening deelt. Ik hoop dat ge 't mij in 't belang der zaak ten goede houdt als ik over beide quaesties een en ander citeer uit Uw brief:
U hebt die asyl-quaestie kranig-zakelijk behandeld, en voortaan weet ieder wat 't voor 'n zaakje is daar in den Haag, geen beschuldigingen maar feiten. Die Quarles van Ufford moet zich toch wel klein voelen nu, me dunkt, als er ten minste wat in zit... De zaak op deze wijze te verdedigen, daarvoor zou ik me schamen. En hoe grappig en onnoozel zijn zulke verdedigingen. Hebben die menschen dan geen hart om zulke stumperds van honden zoo maar af te maken?
Ik acht mij verplicht in het belang van het aan het Haagsche Toevluchtsoord voor noodlijdende(?) dieren verknoeide geld (dat komt in den zak van meneer Driessen, ex-aspirant-inspecteur van politie en schoonzoon van het lid van het hoofdbestuur meneer Wolterbeek, en van den oppasser Groen), op te komen tegen hetgeen het hoofdbestuur in den Haag maakt van een oorspronkelijk als liefdadigheids-instelling bedoeld toevluchtsoord voor noodlijdende dieren, namelijk een pension voor betalende hondjes, waar men de ingebrachte noodlijdende zwervertjes zonder de komst van den veearts af te wachten onmiddellijk doodmaakt, door niet-deskundigen, uit vrees dat de betalende hondjes een of andere besmettelijke ziekte zouden kunnen opdoen. Voor deze eigenaardige soort van liefdadigheid aan noodlijdende dieren steekt meneer Driessen, schoonzoon van het lid van het hoofdbestuur meneer Wolterbeek, f 1000.- in den zak plus vrije woning, en wordt de hoofdoppasser Groen eveneens gesalarieerd en bovendien verrast met extra belooningen van levensverzekeringen (terwijl hij in de kracht is van het leven).
De dieren, de verwaarloosde honden en katten, de zwervelingen waarvoor het asyl is opgericht en bestemd, zij hebben geen andere hulp of verdediging dan de mensch. En daarom zal ik onverpoosd mijn pen gebruiken om hen te verdedigen tegen het hen aangedane onrecht, tegen het hen gemakshalve vermoorden. De hond, die door de Amsterdamsche dame is ingebracht, en door haar en mij intijds werd gered voor den moord op hem door meneer Driessen, is een jonge hond, thans geheel hersteld, van wien mij nog gisteren de vrouw, bij wie wij hem brachten, schreef: Hij is een schat van een hond; wij zouden hem niet willen missen, wij zijn allen dol op hem, enz., enz. Welnu, dat ongelukkige wezen, dat zich vol vertrouwen instinctmatig vastklemde aan de Amsterdamsche dame, dat deze, in hare goedheid, per rijtuig naar 't toevluchtsoord(!!) voor noodlijdende dieren in den Haag ging brengen, het zou, waren zij en onze Marie er niet geweest, meedoogenloos, terstond, zijn afgemaakt door den niet-deskundige ex-aspirant-inspecteur van politie, die tegenwoordig optreedt als directeur (voor f 1000.- en vrije woning). En, let wel, indien onze Marie niet gezorgd had, haast je, rep je, vóór vijf uur hem terug te halen, dan was ons telefonisch bericht, dat men zelfs hare komst niet meer wilde afwachten, en onmiddellijk tot den moord zou overgaan. Vergelijk met dat zelfbeleefde feit hetgeen mijn zegsman mij meedeelde die, voor zaken in het asyl zijnde, honderden lijken zag van blijkbaar pas-afgemaakte honden, en op zijn vraag daaromtrent van Groen onverschillig ten antwoord kreeg, dat er jaarlijks honderden en honderden ingebrachte zwervers worden afgemaakt!
Is het niet de plicht van elken dierenvriend hiertegen krachtig te protesteeren.! Het Haagsche Toevluchtsoord voor Noodlijdende dieren is niet wat men van dezen naam mag verwachten, het is een pension voor betalende hondjes, voor wier wel en wee de zwervelingen worden opgeofferd. Lees het stuk van meneer Quarles van Ufford, Voorzitter, en van Dr. Woudenberg, dierenarts van het asyl, in de Holl. Lelie. Commentaar is dan overbodig.
- Veel genoegen ook doet mij Uw getuigenis - omdat gij-ook iemand zijt van den hedendaagschen tijd - dat gij ook waarlijk wel Uw dienstboden weet te regeeren, nimmer last hebt van brutaliteit, en dat juist daardoor steeds een prettigen toon heerscht in Uw gezin. Het antwoord Uwer dienstbode: U vergt ook nooit iets onredelijks, houdt een oplossing in omtrent veel misverstand tusschen mevrouw en ondergeschikte; de eerste, - ik heb dat duizenden malen gezien - is vandaag te goed, en is morgen te veeleischend. Het zich verplaatsen in den gedachtengang, in de levensbeschouwing en in de behoeften van dienstmeisjes geschiedt m.i. lang niet genoeg tijdens hare meesteressen, ook al meenen deze het soms goed met haar. Dit gebrek aan het zich weten te verplaatsen in het gevoel der dienstbode heb ik dan ook meer bedoeld dan wel, zooals gij schijnt te vermoeden, trots zijdens de mevrouw. Ik geloof dat die laatste eigenschap meer bepaaldelijk voorkomt bij van niets tot iets geworden burgermenschjes. - Ja, huishoudens waar steeds dienstboden-gesukkel heerscht, schijnen mij-ook diep-beklagenswaardig. Ik ken een meneer, die dikwijls heel slecht-gehumeurd is en mij daardoor wel eens ergert; als ik dan echter zie hoe hij bij zijn druk leven en zijn rijkdom nochtans nooit gezelligheid heeft in huis, omdat zijn vrouw steeds dienstbodenloos is, dan zeg ik tot mezelve: Geen wonder dat hij eigenlijk zoo dikwijls onmogelijk is in den omgang, want het moet voor een man met een drukken werkkring wel vreeselijk deprimeerend zijn aldus te leven in een janboel, ondanks al zijn fortuin. Voor C. Tierie te Haarlem neem ik graag over dat gij-ook haar feuilleton zoo aardig hebt gevonden, zoo pittig en vlot geschreven.