oefenen. Blijde en onverstoorbare liefde is voor de ware moeder onmisbaar en bezit ze deze, dan draagt ze die ook over op haar kind.’
We zien, dat Dr. F. slechts zoover gaat in de ontleding der sexueele verschijnselen, als die er toe kan bijdragen om den geest tot rust te brengen en eventueel oplaaienden hartstocht onder de beheersching te brengen van een zoo ver reikend weten, dat deze niet ten verderve leidt. Van de physiologische processen op zichzelf wenscht hij de aandacht zooveel mogelijk af te leiden, ze alleen in zooverre benuttende als hem dienstig schijnt om alle geheimzinnigheid te doen verdwijnen. Het element van reine liefde en van elk hooger gevoel, dat zich in het leven der liefde openbaart, wordt door hem krachtig op den voorgrond gebracht.
Hij gaat dan ook zoover te beweren, dat het, van zuiver paedagogisch standpunt beschouwd, beter ware de voorlichting tot later te verschuiven, aangezien de toestand van ‘onschuld’ (d.i. hier onwetendheid), het voordeel heeft nadenken en phantasie verre verwijderd te houden van deze materie en een beter schutsmiddel is dan het grondigste weten. Maar men heeft niet te kiezen tusschen ‘onschuld’ en weten, maar eenvoudig rein en onrein weten, daar zonder onze tusschenkomst de inlichting wordt verkregen in den gevaarlijksten vorm en uit verdorven bronnen.
Niet iedereen zal het met deze bewering wellicht eens zijn. En dat ook het schuwen van een meer uitvoerige biologische uiteenzetting niet algemeene instemming vindt, blijkt voldoende uit den weg, dien Dr. Lotzky bij de ‘Aufklärung’ meende te moeten inslaan en die hij ons in zijn ‘Vader en Zoon’ beschrijft, niet als een aan de schrijftafel opgebouwde ‘theorie’, maar als een werkelijk doorleefd feit. Hoe aanlokkelijk het moge zijn een overzicht te geven van het door hem beschreven gesprek, meenen we daarvan te moeten afzien. Een weergave in beknopten vorm zou aan den schoongin inhoud te kort doen. Daarom zij ieder belangstellende aangeraden, zich dit werkje aan te schaffen, te lezen en te herlezen; hij zal er kracht uit putten voor de taak, welke hem of haar als vader of moeder is opgelegd.
Ongezocht is de aanleiding tot dit onderhoud met zijn twaalfjarigen zoon, en het gesprek zelf is een toonbeeld van geleidelijkheid, het getuigt niet alleen van de teederste liefde en van een band van onbegrensde vertrouwelijkheid, maar vervult ons met innige bewondering voor het buitengewoon opvoedend talent van dezen vader, die met zijn kind meeleeft als een vriend, zich beschermend en bewakend aan zijn zijde stelt en het gansche zieleleven van den knaap doorgrondend, diens denkproces weet te leiden tot omvatting van de volle waarheid, zonder dat ook maar een enkel oogenblik het pijnlijke wordt gevoeld van de uiteenzetting van het intiemste punt van het geslachtsleven door den vader zelf.
In ‘De ziel van uw kind’ de sexueele voorlichting bepleitende, en betoogende, dat die moet uitgaan van de ouders, zegt hij:
‘Uw kind zal uw onthullingen als een buitengewoon groot vertrouwen waardeeren. Er is in 't algemeen niets, wat een mensch zóò hoog weet te schatten en wat hem zóò veredelt, als vertrouwen. Bovendien is er iets tusschen u duidelijk geworden, wat voor het geheele zijn van de meest uitgestrekte beteekenis is. Het kind weet, dat er nooit een geheim zal zijn, dat gij voor hem zult verzwijgen. De geheele wereld mag liegen en zich verbergen, vader en moeder doen dit niet. Er is een vaste band gelegd.’
En verder: ‘Bedenk toch, dat zijn jong lichaam zelf spreekt en dat de opheldering, die hij vraagt, volstrekt niet kan worden verzwegen. Neen, heilig zijn vragen door onomwonden openhartigheid en waarheid uit uw mond. Nooit zult ge daarvan berouw hebben en gij redt daardoor misschien hem, die u het dierbaarst is, van een brandend verderf.’
EEN VADER.