| |
Overzicht van de Week.
I.
Christelijke polemiek.
De ‘Tijd’ (R.K.) kibbelt met ds. Bronsveld (protestant) over eene kuischheidsquaestie. Ziehier een staaltje van den stijl van dit ‘Christelijk’ R.K. dagblad:
‘Maar, de duidelijke beteekenis van dit herderlijk woord miskennend en verminkend, komt lomp en plomp de botte ds. Bronsveld met zijn domme geuzenklomp slaan op het katholieke kuischheidideaal, waarvan hij niets begrijpt en waartegen hij schandaal maakt.’
Is het niet om ervan te watertanden een ‘christen’ te worden, als je zulke dingen leest?
Zou de Tijd-redactie niet beter doen den Bijbel op te slaan, en te lezen wat Jezus Christus daar geleeraard heeft omtrent de Farizeeërs en Schriftgeleerden, die o zoo veel geleerdheid verkondigen over het Woord van God, maar vergeten er naar te doen?
Overigens zij hier bijgevoegd dat de ‘christelijke’ Protestanten geen haar beter zijn in hun polemieken.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II
Een goed voorbeeld
en
Een goede daad.
De in Parijs grooten invloed bezittende Roomsch-Katholieke priester Monseigneur Bolo heeft, in zake dierenbescherming, een ernstig woord gesproken, waarop het wel de moeite waard is hier te wijzen. Men verwijt namelijk zoo dikwijls - en helaas met recht - den streng-bijbelgeloovigen, R.K. en Protestant beide, dat zij voor de dierenwereld al heel weinig barmhartigheid toonen. Niemand minder dan een Vlaamsche priester is dan ook onlangs zóó ver gegaan van in het openbaar te durven leeraren: wij hebben het recht het dier te dooden, en dus nog veel eer het recht het te doen lijden (!). -
Gelukkig echter heeft deze theorie de verontwaardiging der Belgische dierenvrienden gewekt, en thans heeft Monseigneur Bolo te Parijs eene brochure uitgegeven, getiteld: De dieren en de christen-plicht, waarin hij o.a. zegt: De dieren zijn onze naasten. Zij zijn niet uitgesloten van de zegenrijke gevolgen van het verlossingswerk.
Ten onzent zou de Pers geen notitie nemen van zulk een herderlijke uitspraak, waar die immers ‘maar een dier’ geldt. In het buitenland is het goddank anders.
De brochure van Monseigneur Bolo - die echter ook lang niet de eerste de beste is, maar een invloedrijk iemand - heeft terstond overal groote instemming en belangstelling gewekt, en het groote ongeloovige blad le Matin gaf dezer dagen een verslag van een persoonlijk bezoek, door een reporter gebracht aan den geestelijke, uit welk verslag ik de volgende sympathieke woorden van dezen laatsten citeer:
‘Ik heb de dieren lief - niet alleen omdat ik hen, zoo goed als U en mij, beschouw als schepselen Gods - maar ook omdat ik-zelf dieren bezit.
- - - - Mijne beste menschenvrienden, die overigens uitstekend zijn, en die ik in elk opzicht liefheb, zouden moeilijk kunnen nabijkomen aan mijne dieren, groote en kleine, wat bewijzen van liefde aangaat.
- - Hoe zou ik dus de dieren niet liefhebben?! Zij, die kinderen opvoeden, wijzen dezen er lang niet genoeg op hoeveel goeden wil en trouw de dieren aan den dag leggen, waar het geldt ons menschen te dienen, zoodra zij onze bedoeling begrepen hebben, en hoe gehecht zij aan ons zijn, wanneer wij hen goed behandelen. De kinderen zouden veel
| |
| |
barmhartiger zijn voor de dieren indien zij hunne goede hoedanigheden meer leerden begrijpen.... En hoeveel beter zouden zijzelven daardoor worden!
- - - Goedheid jegens de dieren is een bewijs van geestelijke verfijning, en van een superieure ziel. Hoe beklagenswaardiger en verlatener een wezen is, hoe edelmoediger en grootschei van ziel hij of zij zich toont, die het helpt en beschermt. Omgekeerd, de mensch die in staat is zonder noodzaak een weerloos dier te doen lijden, is een laagstaand, ontaard, gevaarlijk wezen.’ - - - - -
Doet Uw voordeel met deze schoone menschwaardige woorden uit den mond van een geestelijke van Uw kerk, gij Roomsch-Katholieken, - en gij Protestanten-ook behartigt ze.! - Wat Monseigneur Bolo zegt is het getuigenis van elk hoogstaand mensch: ‘goedheid jegens de dieren is een bewijs van geestelijke verfijning en van eene superieure ziel.’ -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
III.
Wat wáárlijk mooi is. - -
Dit is de melodie van de Westminsterabbey, eene melodie welke ik hoorde wedergeven door een wonderschoon-zuiver-klinkend klokje, te verkrijgen bij den heer Ten Boom, Noordeinde 137, den Haag. En de tranen kwamen mij bij dit heerlijk-rein geluid in de oogen. Neen, 't meeste modernegedoe van ‘stijlvolle’ ameublementen, ‘strenglijnige’ kunstvoorwerpen, enz., laat mij zoo koud als een steen, zegt me niets anders dan dat ik 't gewoonweg Teelijk vind. Maar dit eenvoudige klokje, dat elk uur die melodie zoo glashelder weergeeft, ik benijd het dengenen die het bezitten.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
IV.
Belangrijk nieuws.
De pers is toch een heerlijke uitvinding. Je staat ervan versteld welke hoogst-interessante en voor 't menschdom bepááld wetenswaardige dingen zij soms weet op te sporen.
Luister maar eens b.v. wat het Vaderland dezer dagen vertelde:
| |
Onze aanstaande gast.
Zooals men weet, komt weldra koning Christiaan X van Denemarken is ons land. Het is voor de gastheeren altijd prettig, van te voren zooveel mogelijk te worden ingelicht omtrent gewoonten, liefhebberijen, enz. van hun gast. Daartoe biedt een artikeltje in de Temps van collega René Blum ons de gelegenheid, reden waarom wij ons haasten er iets van over te nemen.
René Blum zag den koning op 'n bal van de Yachtingclub te Kopenhagen.
De koning, vertelt hij, plaatste zich als een eenvoudig walzer op een stoel van rood damast tusschen twee dames, die hij om beurten uitnoodigde. Men kan niet zeggen, dat Z.M. een danser eerste klasse is, maar hij had er niettemin een zichtbaar plezier in.
Het orkest speelde een wals, een two-step, en eindelijk een tango.
Was het moeheid? Of minachting? Het verlangen zich te houden aan het protocol van de andere hoven? Toen men de modedans speelde, verliet de koning zijn zetel niet. Hij volgde evenwel niet een belangstellend oog en toegevenden glimlach dezen danspas, die overigens zeer verzacht was, en die zijn oorspronkelijk karakter en zijn Zuid- Amerikaznsche heftigheid heeft verloren en niet meer zinnelijk noch ruw is.
Bij den volgenden wals haastte de koning zich weer mee te doen, en hij noodigde verschillende dames uit.
- Wie is die aardige brunette, waarmee Z.M. op het oogenblik boston speelt? vroeg Blum aan een zijner buren.
- Dat is, was het doodeenvoudige antwoord, een der sterren uit 't ballet van den Koninklijken Schouwburg.
Blum uitte zijn verbazing. En toen kreeg hij te hooien, dat bijna. alle tooneelspeelsters uit de betere kringen komen, en dikwijls huwen met officieren en waardigheidsbekleeders, en dat er geen eerbiedwaardiger vrouwen zijn. De dames van het ballet vooral behooren tot de meest beschaafde kringen, en de handelwijze van den koning, welke mij zoo verwonderde, is geheel overeenkomstig tradities en protocol.
Slavenzielen, buigt U tot in het stof van dankbaarheid! Want, nu weet gij het, koning Christiaan X van Denemarken, die straks op Uw kosten zich hier een paar dagen komt amuseeren, en voor wiens amusement gij Uw hooge belasting betaalt, die voorname man zat onlangs zoo maar ‘eenvoudig’ op een ‘stoel van rood damast’.
En, hij had ‘zichtbaar plezier’.
Want, hij speelde boston met eene ‘aardige brunette’, eene balletdanseres.
Is het niet hoogst-wetenswaardig? Hadt gij 't U kunnen voorstellen dat een koning zoo maar op een stoel van Jood damast’ gaat
| |
| |
zitten, en, net als iedere andere man, ‘zichtbaar plezier’ heeft als hij met een mooie vrouw samen is!? - -
En, zulk een buitengewoon merkwaardig iemand moogt gij, burgerlijke Hollanders, nu straks Uw gast noemen, hem op Uw kosten laten eten, en drinken, en rondrijden, en plezier maken. - -
Waarlijk, voor de eer van zoo'n merkwaardig bezoek is een twintig duizend gulden weggegooid geld wèlbesteed.
Veel beter dan dat je b.v. het Haagsche ziekenhuis daarvoor verbeterde, of de armen van de stad een lekker maal gaf, of zoo iets.
- - Zoo'n merkwaardig iemand komt je niet dagelijks de eer aandoen om op Uwe kosten te komen eten en feestvieren.
Misschien komt - stiekem natuurlijk - de ‘aardige brunette’, - die zoo hoogst fatsoenlijk is, - wel mède! Wie weet!
En we danken, we danken innig het Vaderland, dat ons, boven aan het residentienieuws, zulks een hoogst interessant en diepzinnig bericht deed lezen. -
Ja, die Pers, die is toch maar een prachtige instelling! En zoo onafhankelijk, zoo niets likkerig.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
V.
Een uitstekend voorbeeld.
In de voorlaatste Lelie (zie Overzicht v/d week no. 39 van 25 Maart) heb ik het conrantenbericht overgenomen van de te Bussum zoo schandelijk mishandelde kat, (door een hond verscheurd, op aanhitsing van zijn meester, een winkelier, die het arme katje met een bezem tegen den muur drukte, opdat het niet kon ontkomen, en toen zijn hond zoo lang op het weerlooze slachtoffer aanhitste, totdat hij eindelijk toebeet, en het doodde).
Gelukkig is het arme katje gewroken. Eene inwoonster van Bussum is zoo vriendelijk mij dienaangaande het volgende te schrijven:
Als trouwe lezeres van ‘de Lelie’ weet ik natuurlijk hoe bijzonder sympathiek U de dierenwereld is, en kom ik U eens vertellen hoeveel menschen, althans hier in Bussum, eren zooveel voelen voor al wat beest is, als U. - U zult zeker in de courant(en) gelezen hebben hoe een B.'s winkelier een katje met een bezem tegen den muur heeft gedrukt, opdat zijn hond, daartoe door hem aangehitst, het diertje zou verscheuren, wat ook is gebeurd. Een toeschouwer gaf het aan bij de politie, en de man is vervolgd. - Wat echter Uw dierenhart goed zal doen is: dat 30 families (dit getal weet ik zeker), waar die winkelier leverde, hem als leverancier hebben bedankt, om dat schandelijk bedrijf. Mocht U dus het feit gelezen hebben (wat zult U verontwaardigd geweest zijn) wat ik wel vermoed, dan weet ik zeker dat het U aangenaam zal zijn te weten hoe het katje gewroken, en de beul gestraft is.
- Zeker, mijne trouwe lezeres, - die op het oogenblik waarop zij mij dit heugelijk nieuws mededeelde blijkbaar nog niet gelezen had mijn Overzicht v/d week in het 25 Maart nommer, - heeft terecht vooruitgevoeld mijne diepe verontwaardiging, heeft ook terecht vermoed hoe innig véél genoegen zij mij zou doen door mij het flink en humaan optreden van de Bussumsche inwoners mee te deelen.
- Immers, niet alleen voor mij persoonlijk is dit bericht een groote vreugde, het is mij ook daarom zoo hoogst-aangenaam er mede te zijn in kennis gesteld, omdat ik daardoor aan dit goede voorbeeld publiciteit kan geven, anderen kan aanmoedigen deze aanbevelingswaardige handelwijze van de Bussumsche inwoners na te volgen. Zoo en zoo alleen straft ge zulke ellendelingen, namelijk aan hun eigen lichaam en in hun eigen beurs. Het laatste staat in elks macht, en, bij eendrachtig optreden, gelijk in Bussum is geschied, kan men een dergelijk mispunt zóó gevoelig treffen dat hij misschien zelfs failliet gaat.
Hetgeen uitstekend zou werken.
Andere ellendelingen worden daardoor, door de vrees, afgehouden van zulke mishandelingen aan weerlooze dieren. -
- Want, helaas, de menschheid, als algemeen genomen, staat te laag om haar enkel met mooie woorden, en phrasen over liefde, en over humaniteit, op te voeden. Zij heeft - wat vele harer individuen aangaat - dringend noodig gevoelig geraakt te worden op de éénige plek waarop dezulken gevoel hebben: het eigenbelang.
En juist daarom is eene handelwijze als die van de Bussumsche families zoo hoogstaanbevelenswaardig. - En zij dit voorbeeld hier met nadruk al dengenen aanbevolen die van dergelijke afschuwelijke misdrijven getuige zijn, of er mede in kennis worden gesteld.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
VI
Een voorbeeld van de menschlievendheid der doktoren.
Men zendt mij het onderstaand courantenuitknipsel uit de Haagsche courant:
| |
| |
| |
Een treurig verhaal.
De ‘Roti.’ doet 't volgende schrijnende verhaal. In het laatst der vorige week is ergens in het westen onzer stad (Rotterdam) een jonge vrouw, moeder van twee kinderen, kort na het ter wereld brengen van haar derde kindje, overleden, onder omstandigheden, die iedereen deels met medelijden en ontzetting, deels met wrevel zullen vervullen. Kort na de bevalling, die overigens oogenschijnlijk normaal verliep en waarbij een vrouwelijke verloskundige assisteerde, deed zich 'n zeer ernstige complicatie voor, die het noodig maakte direct de hulp van een geneesheer in te roepen.
De verloskundige noemt den naam van een dokter, dien we zullen aanduiden als ‘dr. A.’. Een gedienstig buurman gaat, in zenuwachtigen haast, evenwel aanbeden bij ‘dr. B.’ Deze komt dadelijk, en het vrouwtje ziende, zegt hij: ‘Wel, wel, dat is hier hachelijk!’ Dadelijk daarna wordt hij aangesproken als ‘dr. A.’ (men kende hem persoonlijk niet), wat ten gevolge heeft, dat hij, niettegenstaande den ernst van den toestand, het huis weer verlaat, zeggende, dat men dan ook dr. A. maar moet halen.
De echtgenoot van de ongelukkige vrouw (welke al dien tijd ontzettende smarten leed en veel bloed verloor) ging nu onmiddellijk naar dr. A. Deze gaf tot bescheid, dat de man zijn huisdokter maar moest roepen. ‘Ik heb geen huisdokter, we hebben nooit zieken gehad,’ is het antwoord. - ‘Wie heeft uw kinderen dan ingeënt?’ vraagt dr. A. - Het antwoord luidt, dat dit gedaan is door een der homoeopathische doktoren daar ter stede. - ‘Ga dan den homoeopaath maar halen,’ is het antwoord. De arme echtgenoot, ten einde raad, smeekt dr. A. om toch maar te komen, omdat het leven van zijn vrouw er mee gemoeid is. De dokter blijft echter hard en onvermurwbaar. Hij wil niet.
Als eindelijk de homoeopathische geneesheer, van nagenoeg het andere einde van de stad komende, de woning betreedt, is de arme vrouw stervende.
Dit bericht - waarvan ik het zéér betreur dat er geen namen zijn genoemd - komt wèl op het juiste moment; namelijk op dat waarop de doktoren in zulk eene deugdzame woede zijn ontstoken, omdat door de adressanten van het aan de Tweede Kamer ingezonden adres vóór vrije-uitoefening der geneeskunde o.a. is beweerd, hoe het den doktoren meestal geenszins om het belang der patiënten maar wel om hun eigen zak alleen te doen is.
Juist dat argument hebben zij hoogst-kwalijk genomen, en in hun tegenverweer er met groote aanstellerij op gewezen, hoe zij volstrekt niet zijn tegen kwakzalverij, enz., uit ‘jaloesie de métier’, noch uit hebzucht, maar enkel uit... zorg en belangstelling voor de zieken, die, zonder ‘deskundige’ hulp, zoo licht verkeerd behandeld worden!
Thans kan men uit het bovenstaande weer eens zien - voor de zooveelste maal trouwens, want ieder onzer kan in eigen kring dito gevallen opnoemen - hoe het in werkelijkheid toegaat met de ‘menschenliefde’ der brave h.h. doktoren, en hoe zij zich zelfs niet ontzien den dood van een medemensch op hun geweten te laden, liever dan zich te dérangeeren voor een niet-verplicht geval.
‘Kent U de wetten dienaangaande?’ - vraagt mijn correspondent. ‘Mag men aldus iemand laten sterven door hulp te weigeren?’
Neen, dat mag niet.
Maar, de wet is een ding dat zich precies laat draaien, en passen, en meten, naar gelang men het noodig heeft. Speciaal in zake doktoren-gewetenloosheden is de wet zéér rekbaar. Deze heeren moeten dan bovendien tegen elkaar getuigen. En dat doen zij nooit. Dat noemen zij ‘collegiaal’. M.a.w., zij zijn slim genoeg te begrijpen, dat zij zich daardoor, ieder op hun beurt, te véél in de kaart zouden laten kijken, en dat hun sterkte zit in hun eensgezindheid in het liegen, noodra zij voor den rechter worden geroepen om tegen elkander getuigenis af te leggen.
Intusschen, wilde de justitie ingrijpen, dan zou zij dit zeer zeker hier kunnen doen... Maar... de quaestie van persoonlijke vriendschappen, persoonlijke invloeden, enz., enz.! Doktoren, advocaten, rechters, zij behooren allen tot één maatschappelijke klasse, die in ons kleine Holland elkaar kent van nabij, aan elkaar verwant is, elkaar te vriend houdt. Daarom zal ook dit zaakje wel doodgezwegen worden.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
VII.
Voor de zooveelste maal.
Men zendt mij - helaas voor de zooveelste maal - een courantenuitknipsel, waarin een ergerlijke dierenmishandeling wordt meegedeeld:
| |
Ergerlijke dierenmishandeling.
Voor de rechtbank te Heerenveen stond terecht iemand uit Oosterwolde, beklaagd van ergerlijke mishandeling van zijn hit. Dit dier was in Februari weer aangespannen voor een zware
| |
| |
vracht, te zwaar volgens getuigen, en weigerde te trekken. Op schandelijke wijze sloeg de man toen het dier met den scherpen kant van een schop, zoodat het neerviel.
Toen nam beklaagde een hoop ruigte, legde dit vlak naast het paard neer, stak dit in brand, om aldus het beest te dwingen op te staan. Menschen, die het zagen, verklaarden, dat het meer dan ergerlijk was. Den volgenden dag stierf de hit, vrij zeker tengevolge der doorgestane mishandelingen.
De beklaagde had niets anders tot zijn verontschuldiging in te brengen, dan dat het paard erg koppig was. Het O.M. vorderde tegen hem 6 weken gevangenisstraf.
Wat tot zulke dingen te zeggen? Wat anders dan dat zulke ellendigen, zulke laffe dierenbeulen, veel meer den strop verdienen dan menig moordenaar in drift of omdat hij in geldnood verkeerde. - Het is nu in elk geval ernstig te hopen dat de door het O.M. gevorderde straf ook werkelijk wordt uitgesproken. Want zoo, en zoo alleen, door strenge straffen, voorkomt men herhaling van dergelijke wreedheden. Overigens verwijs ik den inwoners van Ooster wolde naar het uitstekend voorbeeld van de inwoners te Bussum, die onlangs een winkelier wegens een dergelijk laf misdrijf boycotten door niet meer bij hem te koopes. Hoe meer men zoo's verachtelijk mispunt benadeelt in zijn zaken, hoe gevoeliger men hem duidelijk maakt wat hij misdeed, en hoe meer kans er is dat anderen uit vrees voor schade zich laten weerhouden hetzelfde te doen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
VIII.
Voldoening.
Ik heb zeer zeker in veel opzichten voldoening met mijn werk in de Holl. Lelie; in allerlei richtingen en op allerlei gebied ondervind ik dat telkens. En ook waar het mijne raadgevingen uit persoonlijke ervaring aangaat mag ik in dat opzicht met blijdschap getuigen van aangename ervaringen. Zoo schreef mij dezer dagen een Haagsche dame uiterst enthousiast over de corsetten die zij op mijn raad liet vervaardigen bij madame Derwel, Anna Paulownastraat 19, en waarvan zij de uitdrukking gebruikt: ‘Men wordt er als door gedragen.’
Dezelfde post bracht mij het verzoek eener andere dame uit de provincie om haar het adres van mevrouw Derwel te willen opgeven particulier, wijl zij, portefeuille-lezeres-zijnde, anders te lang op antwoord moest wachten. Natuurlijk voldeed ik gaarne aan haren wensch, maar wil er ook hier toch nog eens op wijzen hoezeer weer blijkt uit deze vraag, dat het adres van mevrouw Derwel overal wordt verlangd, en hoezeer iedereen tevreden is over den uitslag. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
IX.
Troost.
In Almeloo heeft een droevige brand gewoed. Daarop deelen de couranten het inderdaad hartverheffend telegram mede:
‘Hare Majesteit de Koningin is ten zeerste getroffen door de berichten betreffende het omkomen van vijf arbeiders bij den brand der katoenspinnerij ‘Twente’. H.M. verzoekt u, aan de nagelaten betrekkingen der slachtoffers de betuiging van hoog stderzelver oprechte deelneming over te brengen.’
Wie verzint nu eigenlijk voor de Koningin zulke onnoozele telegrammen? Zooeven feliciteert ze onze officieren in Albanië, omdat ze eenige lieden, die hun niets misdeden, die verdedigden hun vaderland, hebben helpen uitmoorden. Thans precies omgekeerd betuigt ze hare ‘deelneming’ wijl eenige andere menschen zijn gestorven bij een brand. Waarom is de ééne gewelddadige dood een felicitatie waard aan de bewerkers ervan, en moeten de slachtoffers van den anderen beklaagd worden? Nog eens, ik stel de Koningin-zelve niet verantwoordelijk voor al deze van te voren klaargemaakte formaliteiten, waaronder zij enkel haren naam zet. Ik vind het alleen maar hoogst treurig, in het belang der Kroon zelve, dat zij zulke telegrammen verzendt.
Want, wat dit laatste aanbelangt is tevens óók nog de vraag voor de hand liggend: Hebben die gezinnen geen anderen meer daadwerkelijken troost ontvangen dan een telegram? Mij dunkt, zulk een daadwerkelijke troost zal hun liever zijn geweest. Maar.... kostte ook méér dan een handteekening.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|