te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschap kring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nummers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Alle brieven moeten, om in de d.a.v. week omgaand te kunnen werden beantwoord, uiterlijk Zaterdag-ochtend in mijn bezit zijn.
Redactrice.
P.S. Het spreekt vanzelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers, die in de corr:-rubriek thuisbehooren.
Mej. J.M. - Bij de zeer vele reeds wachtende copy is er geen gelegenheid Uw schets, die ik niet zeer geschikt acht, op te nemen.
Novalis. - Gij hebt groot gelijk mij om nadere inlichtingen te vragen. Dat neem ik nooit kwalijk. Alleen doorgaand plaatsgebrek was de oorzaak dat gij zoo lang moest wachten, en ik heb nu de noodige orders gegeven. Het door U gelezen ‘bericht’ was een gevolg van mijn reeds gegeven order het stukje in dat nommer te plaatsen, een order waaraan echter door de drukkerij op het laatste oogenblik onmogelijk gevolg kon worden gegeven. Een gedachtenwisseling, of iets dergelijks, komt er dan wel eens plotseling tusschen. Zoo b.v. moest in het voorlaatste nommer de corr. aan 1813 achterwege blij ven zonder mijn voorkennis, omdat er geen tijd meer over was mij daarvan te verwittigen. Vriendelijk gegroet.
Théo. - Nooit, onder geen omstandigheden, publiceer ik Uw naam zonder Uw toestemming. Wees volkomen gerust. Ik begrijp het geval volkomen. Lees s.v.p. ook vooral dit en het voorgaande artikel over het Asyl, waar gij Uw instemming betuigt met dat over de geschiedenis met den ingebrachten hond, dien de heer Driessen onmiddellijk, zonder voorkennis van den veearts, wilde doodmaken.
Mara. - Gij zult in de vorige Lelie reeds gezien hebben hoe meerderen met U mij dat uitknipsel zonden. Intusschen dank ik U zeer, en hoop ik dat gij zult voortgaan mij te zenden wat U interesseert, op welk gebied ook. ‘Vragen’ worden nog steeds kosteloos in de Lelie opgenomen, tenminste voor zoover ik weet kosteloos voor abonné's. Wat Uw brief aangaat, neen, inderdaad, ik heb wèl gehoord van mej. v.d.K. dat zij door mijne aanbeveling vele pensionaires heeft gehad, maar uw naam heeft zij mij niet bepaaldelijk genoemd. Intusschen kan ik mij zeer goed voorstellen, dat gij na een zoo droeve herinnering niet meer naar S. terug wilt. En nu hoop ik maar dat gij elders zult slagen. Gij zijt waarschijnlijk een der oudste Lelie-abonné's, indien gij reeds zoo lang abonnée zijt, en zult het Blad dan wel zéér veranderd vinden in den loop der jaren onder mijne redactie en na die mijner voorgangster. - Neen, lieve mevrouw, ik vind Uw vraag niets ‘brutaal’, en ik wou dat ik ergens een goed pension wist voor U. Maar dat weet ik niet. En nu zou ik U mijnerzijds willen vragen: Vindt U mij erg onbescheiden, indien ik na lezing van Uw droevig verhaal een ongevraagden raad geef, en U toeroep: Ga toch met Uw patiënt naar een ander klimaat. Gij hebt immers gezien wat die vorige raad tenslotte heeft geholpen! En gij, zegt dat hij het gestel, erfde. Gelooft U me, juist op dien leeftijd is b.v. Zwitserland, en hooge droge lucht, hoogst-waarschijnlijk redding voorgoed. Ik ken jongelui die dat deden, die daar bleven studeeren, en die nu gezonde krachtige mannen zijn. Uw finantieele omstandigheden ken ik niet, maar ik zou zeggen, dat het voor U in elk geval niet zoo heel veel duurder zal zijn waar gij slechts aan hem alleen hebt te denken, en niets behoeft achter te laten. Zijn opvoeding is natuurlijk een veel grootex bezwaar, maar gij kunt toch beginnen met
de vaeantie, met de zomermaanden. En dan, hij kan ook daar uitstekend opgevoed worden. Hij is bovendien nog zoo jong. Ik wil niets tegen dokters zeggen, maar zij-ook zijn menschen, en laten zich, misschien onbewust, leiden door partijdige bedoelingen. En ik heb zoo dikwijls opgemerkt dat doktoren per-se een patiënt beletten willen buitenslands genezing te zoeken. Daar loopt, misschien onbewust, een soort animositeit onderdoor tegen de voordeelen van het andere klimaat, tegen de buitenlandsche doktoren, - weet ik het! Ik beweer ook geenszins dat die eigenschap enkel een van Hollandsche doktoren is. Toen ik in Zwitserland was, hebben drie doktoren daar mij, zonder iets van elkaar af te weten, in verschillende streken, gewaarschuwd tegen ‘de gevaren’ van Bad-Nauheim. ‘Als U daarheen gaat, zijt U in twee maanden dood’, zeiden ze alle drie, - ‘want Uw hart kan die sterke baden niet meer verdragen.’ - Daarentegen wisten alle drie natuurlijk behandelingen in Zwitserland-zelf dringend aan te raden. - Enfin, vergeef me, indien gij vindt dat ik mij ongevraagd op Uw terrein begeef, en geloof me dat ik het alleen doe uit het meest waarachtige medegevoel, en omdat ik-voor-mij-zelve de besliste overtuiging heb dat ik juist in dat bepaalde soort van ziekte nooit met een geliefden patiënt in ons vochtig kil klimaat zou willen blijven, maar hem of haar per-se zou brengen in hooge droge lucht, in Zwitserland, in Davos, desnoods, als het niet anders ging, in Honnef a/d Rijn of in Soden i/T.
Ja, ik vind het prettig te hooren dat iemand, die de Lelie onder zoo verschillende redacties steeds las, met de mijne-óók is ingenomen. En, wat onze wederzijdsche dierenliefde aangaat, mij gaat het als U, ik-ook voel speciaal met de ongelukkige stumperds zulk een medelijden, ook met de trekhonden, en het wil mij voorkomen dat er voor dezen lang niet genoeg wordt gedaan. Ik durf wel zeggen dat in ons land mevrouw baronesse van Heerdt tot Eversberg, den Haag Deli-straat 51, nooit genoeg te waardeeren diensten bewijst aan deze arme verschoppelingen, die zij tot zich neemt, verpleegt, van hunne beulen loskoopt, enz., enz..
- Ja, dat oude hondje van die dame v/d K. leeft nog steeds, althans vóór enkele weken was dat nog het geval, toen ik er 't laatst van hoorde.
Ja, lieve mevrouw, U moogt mij mijne vriendin en mijne Marie zeer zeker benijden. Want beiden zijn voor mij de trouwste hulp die er bestaat, en, tusschen de eerste en mij heerscht bovendien een zoo innige verhouding als wel tusschen weinige vrouwen het geval zal zijn.