veel genoegen gedaan. Ten eerste zijn de woorden die er op staan mij uit het hart geschreven, en ook, ten tweede vind ik het zoo bijzonder gevoelig gedacht van U om mij daarmee te verrassen. Zulke vriendelijkheden, als gij mij reeds meermalen hebt bewezen, zijn zulk een bewijs van fijnvoelen, - waarvoor ik bijzonder dankbaar ben steeds.
Lotte. - Ik wil ook U als het kan particulier antwoorden, echter U in elk geval op deze plaats even zeggen, dat ik onmogelijk U een boek kan aanraden tot dat doel, omdat gij-zelve bij den uitgever moet informeeren of het reeds is vertaald, maar bovendien ook omdat ik absoluut niet weet welk genre van roman de door U bedoelde redactie prefereert. Gewoonlijk worden tot zulke doeleinden onbeduidende, niet-aanstootelijke, ‘brave’ boeken genomen, ook dikwijls detective romans, historische verhalen, in een woord onderwerpen die niet ‘aanstoot geven’. De rest particulier.
M.L.B. te H. - Gij zult mij bijzonder veel genoegen doen door in dit bijzondere geval even te willen antwoorden of deze correspondentie onder Uw oogen is gekomen - van wege Uw tijdelijke afwezigheid. Mijn eerste inpulsie namelijk was U naar Uw tijdelijk adres, - van waar Uw lange brief is gedateerd, - te schrijven particulier, maar ik vreesde dat die brief wellicht U niet meer zou bereiken. Niet dat ik U eigenlijk zooveel bijzonders te zeggen heb, het was maar een aandrift U even te danken, omdat gij eindelijk eens weer iets van U liet hooren. Want, ik wil niet ontkennen dat Uw lang stilzwijgen mij eenigszins bevreemdde, en in mij de vraag deed rijzen of daartoe eenige aanleiding bestond. Hetgeen mij oprecht zou hebben gespeten, waar gij mij tot hiertoe zoo sympathiek-vertrouwelijk hebt geschreven, en ik 't gevoel heb van U bijzonder véél te weten, en te kunnen navoelen. Overigens heb ik moeten lachen om Uw den bal zoo héélemaal misslaan in zake die wederzijdsche ‘kennissen’. Ja-zeker, die door U genoemde, daarvan weet ik alles af, maar niet die bedoel ik, maar twee héél andere. Tot Uw straf vertel ik U niet wat ik meen, wijl gij mij ook steeds laat gissen en laat raden, zooals in dat verhaal van die dame, die weer eene vriendin is van die kennis van mij, en die mij heeft gezien toen en toen. Het schijnt wel dat gij en ik zoowat iedereen kennen, en daardoor voortdurend over elkaar hooren. Enfin, in ons klein landje is dat trouwens toch steeds 't geval. Iedereen heeft altijd een neef, die weer een nicht had, wier zuster weer een vriendin was van mevrouw zoo en zoo... enz., enz., tot in het oneindige. En daarop wordt dan verder voortgeborduurd. In kostelijke fantazieën soms! - Ik ben blij dat niet alles in de Lelie Uw goedkeuring wegdraagt - zooals gij het uitdrukt. Want, dat zou een bewijs zijn Uwerzijds van geen eigen oordeel of opinie hebben. Voor mevrouw
van Rees-van Nauta Lemke wil ik in het openbaar overnemen Uw bezwaar dat gij haren gedachtengang niet hebt kunnen volgen in zake dat Blavatsky-artikel - omdat er meerderen zijn die over hetzelfde artikel schreven, namelijk dat hups inziens mevrouw van Rees zichzelve tegenspreekt in hare beoordeeling van mevrouw Blavatsky. - Het artikel van mijn hand, door U bedoeld, heette: ‘Ook een geloofsbelijdenis’, en verscheen 24 Dec. l.l. Ja, evenals gij, zijn er velen, die daarmee instemden, en, om U de waarheid te zeggen, geloof ik dat dit komt, omdat ik daarin den moed had uit te spreken wat heel velen evenzoo voelen maar niet durven bekennen...., omdat het zoo afwijkt van de gewone onnadenkende phrase: ‘God is liefde.’ Als men die phrase opdreunt, dan klinkt dat zoo ‘lief’, zoo ‘vroom’, zoo ‘braaf’. Al weet ieder, die even nadenkt, dat de Schepping (Gods werk dus) nergens den indruk maakt van door liefde te worden bestuurd. Nog dezer dagen schreef mij iemand, - voor wie ik een bijzondere achting heb, ofschoon ik haar slechts weinig ken: - De natuur is het wreedst van alles. Ik zou niet meer buiten willen wonen om alles wat ik daar in dat opzicht heb moeten zien. - Zóó spreken verstandige, niet opgeschroefd-doende menschen. Maar de meerderheid durft niet anders dan de geijkte phrase nabouwen: ‘God is liefde.’ En m.i. heeft mijn ook door U met zooveel instemming gelezen artikel juist daarom zoo de aandacht getrokken en zoo veler sympathie gewekt, omdat ik durfde uitspreken wat menig ander evenzoo denkt maar niet durft uitspreken. - En, evenals gij-ook zegt, dit getuigenis houdt geenszins in, dat ik daarom 't bestaan van een hoogere leiding wegredeneer. Integendeel, ik erken steeds, dat ik veeleer wèl geloof in een God dan niet. Alleen, Hij is voor ons menschbegrijpen raadsel, absoluut
raadsel.
- Hoe jammer dat de Kerstdagen en Nieuwjaar voor U zoo vreugdeloos voorbijgaan. Wij-beiden maken er zooveel mogelijk zonneschijn en poëzie van, en ik ben juist dan altijd zoo dankbaar aan hen, die mij dan iets liefs aandoen. Onze woning ziet er in die week zoo gezellig en vriendelijk uit. En, wat droeve herinneringen aangaat, bedenk dat wij niet alleen bij onze herinneringen kunnen blijven stilstaan, vooral niet op Uw leeftijd. Gij zijt jonger dan ik. Uw leven ligt nog vóór U. En, als ik zoo lees in Uw brief wat gij wel zoudt wenschen (ik bedoel in verband met Uw uitgaan), dan moet ik even lachen om U, want, dan is dat toch het beste bewijs, hoe gij U zoo-heerlijk-jong voelt en weet, en ook wèl weet dat gij, in Uw omstandigheden, en behoorende tot het mannelijk geslacht, in dat opzicht van uitgaan alle gelegenheid bezit te zoeken totdat gij het zult hebben gevonden. Ik zal eens uitzien of ik U herken in zoo'n gelegenheid. Want, ik geloof wel, sinds ik U dien eenen keer toevallig aan mijn deur zag, dat ik U zou terug herkennen! 't Geen nu volgt in Uw brief las ik met heel veel belangstelling. Maar, mij dunkt, alles welbeschouwd is dat toch voor U, gegeven de omstandigheden, nog eerder een aanwinst dan een verlies. Gij schrijft: denk U eens dat gij Uw vriendin aldus zoudt verliezen. Maar, dat is gansch niet 't zelfde. Ten eerste zijn wij twee vrouwen. En dan ook, wij wonen sinds jaren samen, wij hebben ons geheele leven en toekomst aan elkaar verbonden. Neen, m.i. neemt gij dat te tragisch op. Maar, om U heel eerlijk de waarheid te zeggen, alles wat gij van dien hond schrijft, dat deed me een beetje pijnlijk aan, desillusioneerde me een beetje, en vooral,