ooit de vraag aan ons op, of wij het niet als onzen duren plicht moeten beschouwen, door eenige voorlichting van onzen kant ons kind voor het dreigend gevaar te hoeden.
Ofschoon reeds door velen in bevestigenden zin beantwoord, blijft die vraag nog altijd voor een groot aantal onzer een bijzonder netelige.
‘Vroeger was het wachtwoord: zwijgen en nog eens zwijgen. Doch onze tijd streeft naar oprechtheid en openbaarheid op alle gebied’. Liever de naakte waarheid, hoe Teelijk en wanstaltig ook, vermeld, dan uit valsche schaamte den uitwendigen schijn te redden door aan die waarheid te kort te doen!’ (W. Jansen, voorbericht ‘Vader en Zoon’). Wel kras gezegd, maar niet overtuigend. Meer overredend en meer geschikt om ons allen schroom in dezen terzijde te doen stellen is het gevaar, waarop herhaaldelijk is gewezen, dat zonder verlichting onzerzijds de in knaap of meisje gewekte gevoelens prikkelen tot een nieuwsgierigheid, welke zij trachten te bevredigen door gesprekken met en informatiën bij vroegwijze, misschien moreel-bedorven kameraden of bij dienstpersoneel.
In dat geval wordt verontreinigd, wat bij een kiesche behandeling in een geheel ander reiner en hooger licht zou verschijnen. En die verontreiniging is hoogst ernstig in haar gevolgen; de zaden aldus achteloos gestrooid, vinden heel licht een gunstigen bodem, de woekerplant ontwikkelt zich en verstikt de zorgvuldig aangekweekte spruiten, die tot wasdom gekomen, den zedelijken gaard met heerlijke geuren ademende bloesems zouden hebben getooid.
Dr. F.W. Foerster zegt ongeveer het volgende:
‘Er is wel geen gebied in het menschelijk leven, waarop zich teugelloos en gedachteloos handelen en laten begaan zoo tragisch en onverbiddelijk door lichamelijke en geestelijke verstoring van eigen en anderer bestaan wreken, dan het sexueele. Men zou daarom veronderstellen, dat de hoofdaandacht van alle opvoeders daarop geconcentreerd moest zijn, aan de opgroeienden juist hier die goede voorlichting en die gepaste hulp te verschaffen welke zoo dringend vereischt is, en in hun ziel een levendige belangstelling te wekken voor de geestelijke beheersching van de natuurlijke driften, voor hen de levenservaring der opeenvolgende generatiën op indrukwekkende wijze toegankelijk te maken’.
En toch ontwaart men overal om zich heen juist in dit opzicht nalatigheid en verwaarloozing, deels als gevolg van gemakzucht of van ongemotiveerde pruderie, deels uit een zekere onverschilligheid, die de gevaren geringschat en beweert, dat alles wel vanzelf terecht komt, maar voor een ander deel ook uit onbekendheid met wat er omgaat in de jeugd naar lichaam en ziel, of met den weg, welken men bij dergelijke voorlichting heeft te volgen.
Komt dan het oogenblik, dat zoon of dochter voor langeren tijd aan het ouderlijk toezicht moeten worden onttrokken, dan gevoelt men zich eenigermate ongerust en wellicht bezwaard; men acht zich geroepen tot het spreken van een vermanend woord bij het afscheid, waarmee men meent of zich wijsmaakt, aan den ouderplicht te voldoen.
Inmiddels heeft de invloed van onreine bronnen reeds gewerkt en heeft het aanhooren van of de deelname aan sexueel onzedelijke gesprekken en beschouwingen den zedelijken ondergrond van het karakter ondermijnd, den band van het vertrouwen losgeknoopt en den eerbied voor de ouders verminderd.
En nu geven we gaarne toe, dat het gemis van voorlichting niet voor allen en niet steeds in zoo ernstige mate zal voeren tot overgave aan sexueele neigingen en verwaarloozing en benadeeling van lichamelijke en geestelijke kracht; doch de gevolgen van dit gemis zijn reeds ernstig genoeg, wanneer de jongelieden, volwassen geworden, het sexueele leven alleen beschouwen van het standpunt van persoonlijk verlangen en genieten en de motiveerende kracht missen tot beheersching van opwellende neigingen. Zij worden mannen en vrouwen, die, ofschoon misschien niet ontoegankelijk voor hoogere gevoelens van anderen aard, toonbeelden van goedhartige welwillendheid en nauwgezet geweten in vele andere opzichten, op het gebied van het geslachtsleven met de grootste naïveteit heenglijden over menschengeluk en menschenwaarde en in het huwelijk slechts de belichaming zien van hun eigen zinnelijken lust, zonder begrip van de eischen, welke juist het intiemste samenleven van twee menschen moet stellen aan zelfbeheersching, geduld en fijngevoeligheid.
We hebben thans reeds een paar malen zinsneden aangehaald van besliste voorstanders van sexueele voorlichting en het zou niet moeilijk vallen, nog een aantal citaten te ontleenen aan geschriften van vrouwen