op vele vergaderingen. Herhaaldelijk is van meer en minder bevoegde zijde gewaarschuwd tegen de geestelijke overlading der jeugd, waartoe de examen-manie, welke ons volk beheerscht, en de zucht om aan hooggespannen maatschappelijke eischen te voldoen, noodwendig moesten leiden.
Die overlading is geen fictie, maar een feit en treedt het meest te voorschijn in de puberteitsjaren, waarin naast de hoofdvakken van onderricht, die reeds zeer hooge eischen stellen, een gansche reeks van bijvakken de aandacht komen vragen. Vooral op onze meer uitgebreid lager en middelbare scholen jaagt men in koortsachtiger ijver en zenuwachtige haast den leerling over het studie veld van 12 tot 18 leervakken voort, hem iedere gelegenheid benemend tot rustig nadenken en verwerken, door steeds den blik te richten op het gevorderde eindresultaat. Het is voor ieder duidelijk, dat daarin een groot gevaar ligt, dat hierdoor met het oog op de geweldige physiologische en psychologische omwentelingsperiode bij knaap en meisje een onherstelbaar nadeel kan worden toegebracht. Waar reeds zooveel van het lichamelijk en geestelijk organisme wordt gevorderd, dat de zwakkeren daardoor alleen zoo ernstig worden aangegrepen, schijnt de uiterste voorzichtigheid de hoogste wijsheid.
In dit kort betoog verwachte men echter niet van ons een volledig plan om dit vraagpunt tot een bevredigende oplossing te brengen. Mogelijk wil men zich wel tevreden stellen met een enkele opmerking, die in de richting eener oplossing wijst.
Het eerste gedeelte der puberteitsperiode valt bijna geregeld samen met de openbaring van voorliefde voor bepaalde vakken, welke de toekomstige studierichting aangeven.
Die vakken beheerschen bij een verstandige opvoeding tenslotte de beroepskeuze en het maatschappelijk slagen en worden over 't geheel met veel minder inspanning bestudeerd dan andere, welke den leerling minder sympathiek zijn. In 't algemeen zullen die vakken zich laten scheiden in twee groote groepen, n.l. de exacte, en de litteraire, zoodat er veel te zeggen is voor een verdeeling der leerlingen in twee daarmee verband houdende categorieën. Voor de eerste groep konden dan de litteraire vakken eenigermate op den achtergrond treden, voor de tweede de exacte. Tegen het einde van de puberteitsperiode zouden de stiefmoederlijk behandelde leervakken weer wat meer op den voorgrond gebracht kunnen worden. Zou daarmee het eindresultaat zooveel minder worden, dan nu het geval is? Wij vermoeden van neen. Thans immers is de leerstof, welke doorloopen wordt, wel meer uitgebreid, maar behandedeling en verwerking zijn ook veel minder degelijk. Bovendien zou men in de aangegeven richting het gevaar van de geestelijke overspanning ontgaan, die niet zelden later leidt tot een met vernietiging van alle verkregen resultaten dreigende verslapping.
Een ander gevaar ligt in de verwaarloozing van lichamelijke eischen. Het lang zitten bevordert den bloedsaandrang naar bepaalde lichaamsdeelen, doet storingen in de circulatie ontstaan en leidt dientengevolge tot ongelijke bloedverdeeling in de organen. Dat zulks in een reeds ernstig gestoord organisme tot hoogst bedenkelijke gevolgen kan voeren, ligt genoeg voor de hand.
Waar nu in de morgenuren vaak 4 lesuren elkaar opvolgen, schijnt het gewenscht, na de eerste twee lessen door doelmatig toegepaste gymnastische oefeningen een tegenwicht te scheppen tegen de gevolgen van het lang zitten. Een zoogenaamd vrij kwartier komt ons daartoe niet geheel voldoende voor.
De gewichtigste factor tot neutraliseering van de nadeelen van aanhoudend zitten en langduriger geestesarbeid blijft evenwel het spel, dat niet alleen de veiligheidsklep is, die de geestelijke en lichamelijke ontspanning verzekert, maar ook de veer, die het gansche gevoels- en wilsleven in krachtige actie brengt. Het moet, in de ontwikkelingsjaren vooral, echter zoo gekozen zijn, dat het niet alleen ontspanning verzekert als tegenwicht tegen éénzijdige lichamelijke inspanning, maar gericht zij op moed, kracht en concentratie van den wil.
Bovendien behoort het de phantasie in voortdurende werkzaamheid te houden en dus zooveel mogelijk door de leerlingen zelf georganiseerd en vrij van al te zeer bindende regels te zijn. De actie van het spel moet hen geheel meesleepen, dit en de lichamelijke vermoeienis zijn de meest gewenschte bondgenooten in den strijd tegen slechte gewoonten, welke in de puberteitsperiode zoo licht de overhand krijgen.
Steeds worde gespeeld in de open lucht. Met volle sympathie begroeten we daarom den van verschillende zijden zich openbarenden aandrang tot oprichting van openbare speelterreinen.
Ook sport - mits niet overdreven - kan