De Vrouw en het Huwelijk beschouwd uit wettig, zedelijk, godsdienstig oogpunt door G. Chastand.
(Revue Suisse)
(Vervolg van No 33).
Van 1791-1810 maakt het strafrechterlijk wetboek van Frankrijk geen melding van overspel en men heeft het er slechts met veel aarzeling in opgenomen. ‘De tegenstrijdigheid’ zegt de wetgever ‘heeft hem gedwongen om tot den rang van delict te doen afdalen, wat niet in zijn vermogen was te zetten op den rang der misdaden.’
De -heer Violette die een zeer belangrijk ontwerp bij het Fransche parlement heeft ingediend ten einde uit de code het overspel te weren constateert dat het bij de tegenwoordige rechtspleging een eenvoudige overtreding is geworden.
‘Wie denkt men voortaan nog te misleiden met een boete van 25 frs!’ vraagt hij: Gelooft men waarlijk dat daar waar de doodstraf onmachtig bleek, eene boete ook maar eenigzins als rem dienst zou kunnen doen? Ik wacht nog op de vermelding van het eerste geval van overspel dat door vrees voor 't gerecht verhinderd was.
Daartegenover weet ik maar al te goed tot welke knoeierijen de toepassing dier text aanleiding geeft en de schandelijke afpersingen, waarvan mijn compères en het paleis zoo goed als ik de voorbeelden kunnen opnoemen.
Neen waarlijk, nòch als feit, noch in rechten kan overspel een delict zijn. Het komt in ons wetboek van strafrecht slechts voor als buitensporige beschikking die zich aan geen enkel principe vasthecht, en het is niet zonder reden dat de openbare meening diegenen veroordeelt die om een veroordeeling gaan bedelen, die de gerechtshoven tegen hun zin en zonder geestdrift verleenen.’ Het is trouwens op dit oogenblik het eenige voorbeeld in rechten van een privaat-delict. Een bewijs hoe weinig de maatschappij er werkelijk belang bij heeft is, dat nooit de vervolging ambtshalve wordt uitgeoefend. Daar ons wetboek voorgeeft de ontrouw aan den gezworen eed te straffen, waarom maakt men dan bij de toepassing dier wetten in Frankrijk verschil tusschen de beiden echtgenooten. Men weet toch dat overspel bij de vrouw zwaarder gestraft wordt dan bij den man. Een lichte boete voor den een, gevangenisstraf voor de ander. Alleen bij het ontbinden van het huwelijk stelt men hen gelijk.
Hoeveel hervormingen mochten er nog in dit hoofdstuk worden aangebracht. Is het, om er slechts op enkelen te wijzen, niet dwaas en ergerlijk dat het fransche burgerlijk wetboek (art. 162) het huwelijk verbiedt tusschen schoonbroeder en schoonzuster en bij art: 164 stipuleert dat het den koning vergund is dergelijk huwelijk tegen betaling toe te staan?
Het nieuwe Zwitsersche wetboek zwijgt zeer terecht over dit punt: wanneer toch een dergelijke verbintenis strafbaar is zonder toestemming en geldstorting houdt ze dan op dit te zijn wanneer men de voorgeschreven 300 frs. gestort heeft?
Dergelijke wetsartikelen zijn overblijfselen uit den tijd toen men zijn vrouw kocht, zooals men zijn vee verkocht. Zij dienen er slechts toe clandestine huwelijken in de hand te werken om degenen die zich niet aan die dwaze lastige voorwaarden willen onderwerpen te brengen tot een vrij huwelijk of tot losbandigheid. En wat te zeggen van Art. 340 waarbij het onderzoek naar het vaderschap in Frankrijk verboden is, terwijl dit onder zekere waarborgen in de meeste oorden der beschaafde natiën o.a. in Zwitserland is opgenomen. Dit is te vreemder omdat ieder man het recht heeft indien het hem goeddunkt een natuurlijk kind aan te nemen zonder stukken of bewijsgronden. Is er niet nog onlangs een geschiedenis geweest van een chevalier d'industrie die zich op deze wijze een inkomen wist te verschaffen! En een ander waarbij iemand om zich op de moeder te wreken, verklaarde de wettige vader te zijn van haar kind, dat zij kreeg toen zij gescheiden echtgenote was, en die haar haar zoon ontnam?
Men beklaagt zich met recht er over dat het huwelijk hier niet genoeg eerbied wordt