De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVoedert de Vogels.Nu komt de tijd, om te zorgen voor onze gevederde zangers, die buiten gebrek lijden.
Het is hier de plaats niet, om dieper in te gaan op de noodzakelijkheid der wintervoedering; zij blijkt voldoende uit het feit, dat bij strenge kou een groot aantal nuttige vogels door gebrek aan voedsel sneuvelt, en niet, zooals veelvuldig verkeerd wordt aangenomen, dood vriest. Kunstmatige voedering is in het algemeen alleen noodig bij en na zekere weersveranderingen als jachtsneeuw, ijzel en strenge vorst, omdat dan, zooals bewezen is, tengevolge van de buitengewoon snelle stofwisseling bij de vogels, eenige uren van ontbering voldoende zijn, om een groote massa nuttige insecteneters aan den dood prijs te geven. Het bezwaar van onze tegenstanders, dat de vogels de kunstmatige voedering verwent en daardoor tegengehouden zouden worden, om | |
[pagina 493]
| |
hun plicht in de natuur te doen, wordt door de vogels zelf weerlegd, die spoedig na intrede van den dooi en vroeg in het voorjaar de voederplaatsen verlaten, omdat ze het natuurlijke voedsel in het bosch en op het veld prefereeren boven het kunstmatige, hoe lekker dit ook door den mensch voor hen wordt klaargemaakt. Slechts dan, wanneer door de weersgesteldheid de natuurlijke voorraadskamer niet toegankelijk is, blijven de vogels soms den geheelen dag in de nabijheid der voederplaatsen, maar zoodra het weer het ook maar eenigszins toelaat, verdwijnen ze, om op zekere tijden terug te keeren; ieder die geleerd heeft waar te nemen, kan dit in de natuur bevestigd zien. Natuurlijk is het eenigszins anders met die vogels, die aan kleinere oppervlakten, als stadstuinen, enz. gewend, dus in zekeren zin van het woordje tam te noemen zijn; maar ook zij houden zich volstrekt niet alleen aan de hun door ons aangeboden lekkernijen en verzuimen dus niet hun plicht in onzen tuin te doen. De voorwaarden voor een doelmatige wintervoedering zijn volgens Freiherr von Berlepsch, den man, die voor een practische oplossing van dit moeilijke vraagstuk gezorgd heeft: a. dat zij door alle vogels en voornamelijk door die, waarvoor zij bestemd is, gemakkelijk wordt aangenomen; b. dat zij bij alle weersgesteldheden goed en voor de vogels toegankelijk blijft; c. dat zij niet duur is; Freiherr von Berlepsch beveelt daarom verschillende voederstellen aan, waarvan naast andere de hieronder opgenoemde voor het doel zeer practisch bleken te zijn: 1e. het zoogenaamde Hessische voederhuisje, hetwelk boven alle andere voederwijzen de voorkeur verdient, vierkant is, van post tot post 1.30 m. meet en 1.40 m. hoog is. In dit huisje kunnen alle voederstoffen gegeven worden, en het wordt door alle vogels gemakkelijk en gaarne opgezocht; 2e. het voederhout, bestaande uit een 20 c.m. lange en 3.6 c.m. breede tak, waarin aan een kant 6 boorgaten van 2 c.m. diameter en 2 c.m. diepte zijn, die met voeder gevuld en met de boorgaten half of geheel naar beneden, aan een boom gespijkerd wordt; 3e De automatische voederklok, die uitsluitend voor hennepzaad bestemd is, en die door hare constructie niet meer zaad op den voederschotel laat vallen, dan door de vogels opgegeten wordt; zij is gemakkelijk door meezen, maar moeilijk door musschen te gebruiken. Voor het voederhuisje sub 1 genoemd kunnen, zooals gezegd is, alle voederstoffen dienst doen, naast hennepzaad vooral: vet, talk, vleeschresten, enz., en ook de zoogenaamde voederkoeken, die uit vet, fijn brood, vleesch en uit verschillende zaden gemaakt worden, en die in den handel zijn; terwijl het voederhout sub 2 met deze voederkoeken, nadat zij op een zacht vuur warm gemaakt zijn, met een lepel gevuld wordt. Een zeer goed voer zijn ook vlier- en lijsterbessen; op het juiste tijdstip geoogst en gedroogd, kunnen deze bijna voor den heelen winter dienst doen. Het beste en meest spaarzame voer voor alle, zoowel zaad- als ook insecten-etende vogels, zijn echter bovengenoemde fijngemaakte en met hennepzaad vermengde voederkoeken, mits deze koeken uit goede grondstoffen gefabriceerd zijn. Het Bestuur onzer afdeeling is tot het verstrekken van nadere inlichtingen steeds gaarne bereid. VAN LAER, Voorzitter der Afdeeling Nijmegen en Omstreken der Nederl. Vereeniging tot Bescherming van Dieren. Nijmegen, 30 December 1913. |
|