zal nu maar zeggen, buitengewoon vrijmoedige wijze obstructie gevoerd. De zeven socialistische Kamerleden hadden iets van tot in den treure opgewonden fonografen. Was het wonder bij zulk een reclame, dat een groot deel van 't volk, niet eens de getalsmeerderheid wegens de indeeling der kiesdistricten, opgehitst bovendien door kerkelijke praatjes van liberale sprekers, enz., aan de linkerzij de meerderheid bezorgde?
Doch wat een moeite om een Kabinet te vormen. De Concentratie gaf het op na vergeefsche pogingen om met de socialisten den politieken buit te deelen. De heele misère haal ik nu niet meer op. Maar komt nu althans het belachelijke van de grove critiek, die men zich vooral van socialistische zijde steeds veroorlooft, niet aan den dag helderder dan het zonnelicht?
Tenzij men moedwillig de oogen sluit.
Op iets anders wilde ik in dit artikel wijzen.
Er kan een voorbeeld uit Frankrijk worden gebracht op het terrein der publieke bespreking. In het Ministerie-Waldeck-Rousseau (1899) nam de sociaal-democraat Millerand zitting en nu wilde ik even uit een artikel, dat den 13en December 1913 in de Rotterdammer stond, iets aanhalen, dat daarop betrekking heeft. Zooals blijkt heeft Jaurès zelf aangeraden aan Millerand om de portefeuille te aanvaarden. En nu bewees de uitkomst: van je vrienden moet je het hebben. Er waren talrijke stakingen in die dagen in Frankrijk. En nu koos de socialistische minister onomwonden tegen zijn stakende kameraden partij. Gevolg was, dat ter beteugeling van de muiterij vele stakers het met den dood moesten bekoopen.
Hoe gunstig steekt daartegenover een bedwingen van de staking bij het spoorwegwezen ten onzent van dr. A. Kuyper af. Immers tengevolge van de uitnemende maatregelen gebeurde geen enkel ongeluk en werd bij ongeluk op een spoorbaan slechts één man door een kogel getroffen, iets wat aan een vergissing en een misverstand was toe te schrijven.
Vergeet ook een in 't honderd redeneerende sociaal-democraat, die de Spoorwegstaking van 1903 ten onzent beoordeelt, niet te zeer, dat, wanneer degenen, die bij 't spoorwegwezen werkzaam zijn, maar kunnen staken als het in hun hoofd komt, er tien tegen een de grootste ongelukken kunnen, ja zullen gebeuren? Een wisselwachter, die van zijn post loopt, zal een déraillement allicht bevorderen. Een telegraafbeambte, die de nadering van een trein niet op tijd seint, zal 't zelfde kunnen teweeg brengen. Men vulle zelf de voorbeelden aan.
Immers was dit het bezwaar tegen de stakingswetten Kuyper-Loeff, dat de spoorwegman een zekeren termijn ter waarschuwing van de staking moest aangeven, daar anders straf en ontslag zou volgen.
Ik kan me niet begrijpen, hoe iemand met gezond verstand, die maar iets afweet van treinenloop en internationaal verkeer, een dergelijken Regeeringsmaatregel met vakbelangen wil trachten zwart te maken.
't Jongste spoorwegongeluk, dat bewees hoe een kleinigheid een groot en vreeselijk ongeluk teweeg kan brengen, moet wel aantoonen de dwaasheid van de meening alsof onbelemmerde staking ooit bij een tak van dienst als het spoorwezen ook maar in 't minst geduld kan worden.
Alvorens met een enkele opmerking te eindigen geef ik eerst ter illustratie een citaat uit het artikel van de Rotterdammer. 't Luidde aldus:
‘In het Ministerie-Waldeck-Rousseau dat in 1899 optrad, werd door den soc.-democraat Millerand zitting genomen als Minister van Handel. Het zou te ver voeren ook maar in groote trekken te schetsen den heftigen, bitteren kamp die hierdoor in de socialistische gelederen ontbrandde. We herinneren slechts aan enkele pijnlijke situatie's waarin de socialistische Minister zijn partij bracht. Uitteraard werden door Millerand's optreden zijn aanhangers in de Kamer tot op zekere hoogte in hun vrijheid van beweging belemmerd. Dat reeds hiermee de socialistische maatschappij was aangebroken - zelfs de meest grenzenlooze optimist kon zich natuurlijk met deze gedachte niet vleien. Trouwens hij zou reeds spoedig ontnuchterd zijn door de groote gewapende macht die op de been was hij het enkele neerleggen van een krans door de deelnemers van het intern. congres te Parijs in 1900 op het graf der Kommune-strijders, zooals Kautsky verhaalt.
Maar dat een deel der soc.-dem. partij in het Parlement zoo blindelings zou meegaan met de politiek der zoo zeer gehate bourgeoisie, wie zou het hebben durven verwachten?
Tijdens den zittings-duur van het Kabinet-Waldeck-Rousseau werd Frankrijk door talrijke stakingen geteisterd. De Regeering zag zich genoodzaakt krachtig in te grijpen. zoo zelfs dat menig staker zijn muiterij met den dood moest bekoopen. Begrijpelijkerwijs leidde dit in de