De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVaria.Predikant en ‘Gebouw’-directeur.Zoon en vader behoeven niet altijd eensdenkend te zijn. We hebben pas het feit kunnen waarnemen, dat de vader, - een kamerlid, - in het publiek debatteerde met zijne dochter. Wat de zoon doet kan evenmin de vader helpen, als dat de zoon instaan kan voor de daden van zijn vader. Toch zijn er gevallen, - dat vind ik ten minste, - dat de vader voorzichtig moet zijn in het publiek te ageeren, waardoor hij tevens zijn zoon, zij het ook zijdelings, veroordeelt. De bioscopen schijnen te ontaarden. De dochter zou kunnen zeggen: ‘mama, dat moet gij niet gaan zien’. Goed, dan kan ik mij begrijpen, dat de zedelijkheidspolitie ingrijpt, en schift en zuivert. Daar is m.i. de zedenpolitie voor. Maar wat zien we nu gebeuren? Er heeft zich een Commissie gevormd om een R. Kath. ‘familiebioscoop’ te exploiteeren. Daarin heeft zitting een bekend predikant hier ter stede. Over de zaak op zichzelve, en den grond, waarop deze ‘stichtelijke’ bioscoop gebouwd zal worden heeft die predikant al genoeg gehad. ‘Zijne Roomsigheid’ heeft hij er door doen blijken.Ga naar voetnoot1) Ik zal daarover niets meer zeggen, maar ik wilde vragen of de predikant zich niet liever had moeten onthouden van het zitting nemen in deze Commissie, nu toch zijn zoon Directeur is van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te dezer stede. De predikant kan toch weten, dat het ‘Gebouw’ toch ook wel eens iets geeft, laat zien en laat hooren, dat ook niet door den beugel kan. Veeleer had de predikant dan zitting moeten nemen in eene commissie, waardoor zedelijke zuivering van het ‘Gebouw’ beoogd werd. Ik spreek geen kwaad, want ik bezoek nooit het ‘Gebouw’, maar zouden de bioscoopfilms zooveel slechter zijn dan de Gebouwvoorstellingen? Behalve de concerten is toch ook het frivole er wel hoofdzaak. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. | |
Verkoop van grond.Dr. F. van Gheel Gildemeester schrijft in het (Haagsche) Kerkelijke Weekblad nog: ‘In zake den verkoop van den grond in de Nobelstraat en de Prinsestraat, wordt de meeste nadruk gelegd op de zeer bedenkelijke omstandigheid dat deze grond verkocht zou zijn “aan eene R.-K. combinatie, die er een bioscoop gaat oprichten onder patronaat van de R.-K. Kerk”. Uit goede bron, M de R, kan ik dit tegenspreken. Het plan bestaat aldaar een dusgenaamde “Familie-Bioscoop” te stichten; niet onder het patronaat der R.-K. Kerk, maar volkomen vrijwillig in verbinding staande met eene “Commissie van Contròle”. In die commissie zitten twee R.-K. leden, rector Hageraats en de heer Maury; twee Protestanten, de heer G.J. van Peursem en ondergeteekende; één Israeliet, de heer Broekhuizen. - Prins Willem, die altijd een verdraagzaam man geweest is, mag het gerust weten.’ Aan het bijschrift van de redactie ontleenen wij het volgende: ‘De hoofdzaak waar h[e]t om gaat, is o i, dat een stuk grond, eigendom van onze gemeente, gelegen op een prachtig punt in 't centrum van de stad, voor eigen gebruik meer dan noodig, verkocht is aan Roomsch-Katholieken. Wij kunnen daar nog een mededeeling aan toevoegen. Wij vernamen in den loop dezer week, dat de R.-K combinatie die koeper werd, de bioscoop zal installeeren waar nu de Prins Willemschool is, en het Zaaltje, bekend als Prinsestraat 44 wil gaan verhuren, na het eerst vergroot te hebben met het achtergelegen kamertje. Ook de schoollokalen er boven zullen hoogstwaarschijnlijk voor vergaderzalen worden ingericht We zullen dus ongeveer 1 April den volgenden toestand krijgen: het zaaltje, dat bij het nijpend gebrek aan geschikte localiteit alhier, waar gemeentelijke bijeenkomsten, lezingen enz kunnen gehouden worden, steeds gehuurd moet worden en ook lang niet onbruikbaar bleek, kan alleen nog voor onze doeleinden gebezigd werden, wanneer wij het - o ironie - van de Roomsch-Katholieke eigen ars hebben afgehuurd.’ D v Z H. en 's Grav v. 7/3 1913. |
|