een ziet overal iets onreins in, en de ander voelt het zuiver-mooie alleen. Voor een paar jaar las ik in een courant een ingez. stuk van een ‘reinen’, meneer, die zich vreeselijk in zijn ‘reinheid’ geschokt gevoelde door de étalages van corsetten en dames-kousen, enz. Een ander heer antwoordde hem zeer terecht: Indien gij U daardoor zoo ‘zinnelijk’ voelt aangedaan, dan zijt gij zelf onrein, maar niet de étalages zijn het. Zoo ook herinner ik mij hoe eene mij bekende dame mij vertelde, dat haar huisarts haar ontraden had aan hare reeds dertig-jarige dochter te laten lezen: ‘Van de meren des doods’, van Frederik van Eeden. Deze moeder was daarover boos. Maar ik-voor-mij gaf den arts groot gelijk, niet omdat het boek als zoodanig ook maar iets onreins inhoudt, maar omdat bedoelde dertigjarige dochter een zeer onreinen en onkuischen aard bezat, die, zonder eenigen twijfel, door juist dit boek op allerlei hysterische en vuile gedachten ware gebracht, terwijl de moeder te weinig ontwikkeld was, en te weinig intiem omging met haar kind om door verstandige gesprekken deze neiging tegen te gaan. M.i. komt daarop zooveel aan in de lectuur voor jongere menschen, daarop, dat ouderen en ervarenen in het leven spreken met hen over het gelezene. Gelooft gij werkelijk, dat Uw jong dienstmeisje, of Uw dochters (ik spreek niet van kinderen, maar van volwassenen) van alles onwetend zullen blijven, omdat gij 't voor hen verstopt? Gelooft gij niet integendeel, dat gij hen juist nieuwsgierig, onreinnieuwsgierig máákt daardoor, en dat het veeleer Uw plicht is met hen te spreken over het liefdeleven, dat tenslotte alles beheerscht, en hunne gedachten te leiden. Natuurlijk stel ik voorop, dat gij te doen hebt met normaal-ontwikkelde menschen. Mijn vader liet mij, naarmate ik volwassen werd, alles lezen, mits ik er met hem
vrijuit over sprak Later heb ik versteld gestaan van de eenvoudigweg gemeene gesprekken, die mijne Haagsche jonge meisjes-bekenden hielden onder elkaar over de zoogenaamde reinheidslectuur, welke ze zich, achter den rug om harer ouders, verschaften op 't dames-leesmuseum, enz. Geloof mij, het leven is nu eenmaal zoo. Hoe beter gij-zelve er Uw dochters en Uw dienstmeisje mede bekend maakt, hoe minder kans gij loopt dat zij achter Uw rug om zich zullen bezighouden met door U ongewenschte en verboden lectuur. - Ik kan mij heel goed begrijpen, dat gij 't een of ander artikel in de Lelie niet goedkeurt, of het er niet mede eens zijt, ik heb reeds zoo dikwijls gezegd, ik zou niet gaarne willen dat iedereen alles in de Lelie toejuichte, want dan bewees deze daardoor een groote eenzijdigheid ten behoeve van een apart clubje lezers, terwijl zij nu integendeel aantrekkelijk en interessant is voor 't heele land, voor allerlei standen en allerlei richtingen. Maar, in zoo'n geval zou ik, als ik U was, zoo'n artikel kalm bespreken, en Uw omgeving zeggen wáárom en op welke gronden gij het afkeurt. - - Zooals gij ziet heb ik Uw opmerking heel goed begrepen zooals zij was bedoeld, en dus niets kwalijk genomen.
Pina. - Hartelijk dank voor Uw briefje. - Gij deedt er mij véél genoegen mede. Zie overigens Overzicht van de Week.
H. van H.S. - Uw briefje deed mij bijzonder veel plezier. Ik zal niet zeggen, dat gij mij niet steeds vriendelijk schrijft, want dan zou ik U onrecht doen, maar ik voelde in dat briefje, - ik weet niet waarom, - iets dat mij buitengewoon aangenaam aandeed. - Daarom dank ik U zeer hartelijk. Neen, ik beantwoordde Uw vorig briefje nog niet, en meen nu in Uw geest te handelen door het gansch niet te doen, ofschoon ik op dat bepaalde onderwerp toch in geen geval zou zijn ingegaan. Uw stukje, bij dit briefje ingesloten, heb ik reeds ter drukkerij gezonden. - Ik dank U zeer voor Uw sympathie in zake die knoeierij van dat Blad. Ja, de nieuwe auteurs-wet eischt, dat gij bij het vertalen van dergelijke artikelen uw bron noemt, tenminste als gij onveranderd vertaalt. Samenstellen naar bronnen mag, geloof ik, wel geschieden zonder die alle te noemen. Het hangt ook wel eenigszins af van de belangrijkheid van het door U vertaalde artikel en van het tijdschrift waaraan gij het ontleent, of gij er mee zoudt inloopen of niet. Maar correcter is het ten stelligste Uw bron wèl te vermelden èn veiliger. - Neen, door die onafgedane correspondentie ben ik nog steeds niet heen. Er is ook zóóveel plaatsgebrek. Hartelijk dank.
Bets. - Ik neem nog eens Uw vorig pseudoniem. Dat was een verrassing! Ik ben namelijk deze week een paar dagen in Amsterdam geweest, en vond thuiskomende Uw kistje. Eerst kreeg Marie een standje, omdat er op stond: levende bloemen, en zij het nochtans niet hadlopengemaakt, maar zij zei dat ze dat ook stellig wèl zou gedaan hebben, ware het kistje niet even voor mijn thuiskomst eerst gearriveerd. En toen pakte ik het uit, en vond iets zoo veel mooiers dan levende bloemen! Ik heb het dadelijk denzelfden avond reeds als vóóruit-versiering aan de lamp gehangen Want gij moet weten dat wij in de Kerstweek alles versieren, en ook een boompje hebben. Door ons veel buitenslands zijn hebben wij die gewoonte van dáár overgenomen. Het is zoo feestelijk en vriendelijk, en men heeft in dit prozaïsche leven wel wat poëzie noodig nu en dan. Dus hebt gij er mij een bijzonder groot genoegen mee gedaan, maar 't allermeest met de verrassing-zelve, omdat gij zoo hartelijk aan mij dacht. Ik weet niet waarmee ik dat eigenlijk heb verdiend aan U. Of, laat ik liever zeggen, ik heb het zeker niet verdiend, maar ik waardeer het er des te meer om. Als ik den tijd vind, dank ik U particulier.
S.-S. te A. (de katjes). - Gij zult U hoop ik hierin herkennen? Ik vind het weer zulk een pracht van een photo! De kleuren zijn ook zoo mooi en fijn. Op dat punt van dieren-photo's is Uw man een kunstenaar! - Hartelijk dank.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.