luchtige kleedij van mij heeft afgezien. Ik heb n.l. mijn zoon ook altijd naar de natuur gekleed, veel gebaad en in de open lucht doen zijn, wat hem gezond en sterk heeft gemaakt.
Telkens nog zie ik daar navolging van in het dorp, ook kleine jongetjes met lang haar, zooals Jacobus droeg, toen hij klein was, wat echter lang niet elk kind staat.
Hoe indertijd de later-tot-het-Christendom-bekeerde Nellie van Kol, die nu heilslegersliederen zingt en maakt, (bij het vele goede dat zij heeft gepredikt) heeft gebazeld over opvoedkunde, dat ligt nog versch in ons aller geheugen.
Haar anti-ooievaars-theorie is voor vele kinderen totaal ongeschikt gebleken.
Talrijk zijn de navolgers en navolgsters van Nellie v. Kol geweest.
Frits van Raalte, onderwijzer te Arnhem, (ongetrouwd), heeft tegenwoordig op het gebied van opvoedkunde ook nogal wat te beweren.
Tot nadere kennismaking zij gezegd, dat deze man ook sprookjes schrijft (b.v. in ‘Nederland’), die voor velen totaal-ongeniet baar zijn. Op dezelfde manier schrijft hij zijn paedagogische beweringen, n.l. phylosophisch en symbolisch, m.a.w. gekruid met woorden van Socrates en anderen, die deze stukken voor den oppervlakkigen lezer een schijn van geleerdheid geven.
Lees nu eens bijv. ‘Knappe Kinderen’, of ‘Kleine Kinderen’, of ‘Belofte van Kinderen’.
Het lijkt heel fraai, maar in waarheid halen we uit deze schetsjes niets, wat we niet al lang wisten, n.l. dat van knappe kinderen in den regel niet veel te verwachten valt. Vader Cats, die 't bij al zijn grofheid wel wist, zei immers al:
‘Vroeg wijs, vroeg zot,
Vroeg rijp, vroeg rot.’
Voorts, dat kleine kinderen dikwijls wreed zijn en lust in leedvermaak hebben.
Nu, dat zijn groote kinderen helaas ook nog dikwijls.
Meestal leeren die kinderen dat af, als zij verstandiger worden.
Aan de algemeene voorschriften daarvoor hebben we dus niets.
‘Beloften van kinderen’.
Al wie kinderen kent, weet, dat men op hunne beloften niet al te zeer kan rekenen.
‘Men dwinge hen daarom geen beloften af in zaken, die hun verstand te boven gaan’.
Neen, mijnheer van Raalte, dat weten wij ook wel.
‘Getuigenissen van kinderen’, aldus de heer v. Raalte weer, ‘gelden dan ook niet in de rechtspraak.’
Nu, dat doet ons waarlijk genoegen. Over die getuigenissen van kinderen schrijft dezelfde heer nog hoofdstukken vol, die later misschien nog weer eens aanleiding geven tot nadere beschouwing.