vol en nederig zijn van hart’ zullen wij, dwars door strijd en gevaren en alle valstrikken heen, den zekeren weg bereiken die ons eenmaal voeren zal naar volmaaktheid, allerhoogste zaligheid: het Koninkrijk der Hemelen, het Zomerland, of Nirvâna. Namen doen niets ter zake, want hoe verschillend misschien de beschouwingen en verwachtingen, omdat de idealen der menschen verschillen, ze zijn alle één.
‘Nirvâna beteekent iets anders dan de verklaringen, die men er in het Westen doorgaans aan geeft. Het is ‘ontkoming aan ellende’, d.w.z. aan de ellende der stof, bevrijd te zijn van kleshâ of kâma en een volkomen afsterving der dierlijke begeerten. Wanneer men ons zegt, dat de Abhidamma Nirvâna beschrijft als een toestand van absolute vernietiging is dit juist, als wij er aan toevoegen ‘een vernietiging van alles wat met de stof en de physieke wereld in verband staat,’ om de eenvoudige reden, dat de laatste (met alles wat zij inhoudt) illusie of mayâ is. Shakyamuni Buddha zeide in de laatste oogenblikken van zijn leven: ‘Het geestelijk lichaam is onsterfelijk’. Eitel, de geleerde Sinoloog, omschrijft het als volgt: ‘De exoterische stelsels voor de menigte komen hierin overeen, dat zij Nirvâna negatief opvatten, als een volkomen vrijstelling van den kringloop der geboorten, een toestand, waarin men van alle bestaansvormen is bevrijd - en als eerste stap alle begeerte en pogen heeft opgegeven; een staat van onverschilligheid voor al wat zinnelijk is,’ en bovendien - zou hij er aan hebben kunnen toevoegen - ‘een vernietiging van alle mededoogen voor de lijdende wereld.’
‘Dit toch is de reden waarom de Bodhisattna's die het nirmâna-kâya-kleed boven dat van dharmakâya verkiezen, in de schatting van het volk hooger dan de Nirvâni's staan. Doch dezelfde geleerde vervolgt, dat “zij Nirvâna positief (en esoterisch) als den hoogsten staat van geestelijk geluk opvatten, als een volstrekte onsterfelijkheid, doordat de ziel (versta de geest) tot zichzelve inkeert, doch haar individualiteit bewaart, zoodat Boeddha's die Nirvâna zijn ingegaan, wederom op aarde - d.w.z. in den toekomstigen manvantara - kunnen verschijnen.” (blz. 409).
Nirmânakâya, (zie de Stem der Stilte van H.P.B.) hoewel letterlijk een getransformeerd “lichaam” beteekenend, is een staat. Het is de vorm van den Adept of Yogi, die aan een dergelijken toestand na den dood boven den dharmakâya of volstrekten staat van Nirvâna de voórkeur geeft, aangezien het laatste kâya hem voor altijd van de wereld der vormen scheidt en hem een toestand van zelfzuchtige gelukzaligheid verleent, waarin geen levend wezen deelen kan, zoodat hij de menschheid noch zelfs de deva's meer hulp kon bieden.’
Ook hier, met H.P.B's beschouwingen over en haar ideaal van Nirvâna (hoogste gelukzaligheid), gaan we niet geheel mee. Voor ons is, - zooals ik reeds eerder schreef - de physieke wereld, met al wat zij inhoudt, niet slechts ellende, en iets meer dan illusie of mayâ. (Op Devachan zou ik dit alles beter van toepassing vinden). Haar toevoegsel aan Eitel's uiteenzetting: ‘een vernietiging van alle mededoogen voor de lijdende menschheid,’ klinkt ons ook bijzonder hard en onaangenaam in de ooren. Tenslotte: hoe ‘zelfzuchtige gelukzaligheid bestaan kan, daar zelfzucht toch alle zaligheid buitensluit, zelfs reeds hier op aarde, begrijpen wij niet. Bij intuïtie voelen we, dat zelfzucht nooit den Tempel der Liefde - noem het Nirvâna, Zomerland of Hemel - kan binnengaan.
O ik voel mijn geest helderder worden en mijn hart warmer. Zonder te begrijpen, zonder te verklaren, voel ik alles intuïtief tot zekerheid worden. Het is of een straal van het groote Licht, het Licht der Liefde schijnt over de aarde heen en het raadsel des levens met zijn smart en zijn vreugde verklaart. En bij dat Licht is het ons of we alle lijden, alle smart en ook vreugde zien als een loutering, een zegen, de grootste, de heiligste liefde, waardoor we moeten komen tot volmaaktheid, tot God.
‘Wie de liefde kent en in de liefde blijft kent God en blijft in God,’ want liefde, zij alleen is de Sleutel tot alle Wijsheid, de eenige sleutel tot het groot Mysterie.
J. VAN REES - VAN NAUTA LEMKE.