niet geschikt week aan week in het openbaar te worden besproken.
De toenmalige leider, Menno Huizinga, legde zich daar toen ook heel rustig bij neer, als een verstandig mensch, die bijtijds van zijn dwalingen genezen is.
Het duurde echter niet lang, of een troepje beterweters en onmogelijkheid-predikers nam het gestorven beest weer op en begon er opnieuw leven in te blazen.
Wat de Rein-leven-beweging op het huidige moment beteekent, kan ieder beoordeelen, die zich de moeite geeft ‘Levenskracht’, het orgaan der beweging, nu en dan eens op te nemen.
Een zekere Truus Mulder, die misschien meer begrip heeft van kousen-breien, dan van algemeene ontwikkeling, schrijft daarin onderstaande zielverheffende verzen:
met 's levens zwaar gewicht
let met beschaamd gezicht
Hebt gij der sterren beven
wel eens bij nacht gezien?
Zoo tril ook ik in 't leven’,
‘zegt gij u dan misschien.
Deze zelfde Juffrouw schrijft sprookjes met zinnebeeldige beteekenis, waaruit dan de reinste aller Jonkvrouwen schitterend te voorschijn treedt.
En voorts boekbeschrijvingetjes, die kant nog wal raken, en waarin zij beurtelings haar vriendjes vleit en haar vijanden belastert. Maar 't ergerlijkste van deze beweging is wel: het-zich-beter-gelooven, het zich-hooger-achten, dan andere menschen.
Waarom zouden deze rein-leven-schetteraars beter zijn, of beter leven, dan andere menschen?
Er is hoegenaamd niets, dat ons dat waarborgt.
Integendeel....
De leider is ook socialistisch en ijverend voor eenvoud en voor niet meer gebruiken, dan de allernoodigste behoeften.
Toch woont dezelfde man in een villa; toch maakt diezelfde man reizen naar Zwitserland en Parijs. Toch gaat diezelfde man met zijn familie en pension naar verschillende badplaatsen.
Moesten zij zich niet schamen om zoo te schrijven en tegenover gesteld daaraan te doen?
Ernstige, degelijke werkers als Menno Huizinga, predikant te Zwartsluis, ergerden zich daar dan ook al jaren geleden aan.
Als we nu daarnaar afgaan, wat voor waarde hebben dan deze rein-leven-woorden?
Woorden, woorden!
Theorie en Praktijk, denken we terecht.
Eenigen tijd geleden gaf de leider van dit tijdschrift een raad aan gehuwden voor 't inrichten hunner slaapvertrekken.
‘Men gebruike twee afzonderlijke vertrekken, zelfs niet door tusschendeuren met elkander verbonden.
Is men klein behuisd en dus genoodzaakt één vertrek te nemen, dan zette men de bedden in ieder geval zoo ver mogelijk van elkaar. Want dat dicht bij elkaar zijn geeft maar aanleiding tot te veel geslachts-gemeenschap.
En deze, men wete het, is bij de ‘Rein-Levers’ alleen veroorloofd, wanneer men een kind verlangt, dus ééns om de twee, drie, of vier jaar.
Stelt u voor!
Welke gehuwden vroegen ooit raad voor 't inrichten hunner slaapkamers!
En gelijk aan deze voorbeelden, waarover een andere keer meer, is 't meeste, waarvoor deze beweging ijvert!
Ik zonder het streven voor een betere wetgeving ten opzichte van de vrouw en het ijveren tegen tweeërlei moraal natuurlijk uit.