want zelfs een brief met enkel het adres: redactie Holl. Lelie, zonder stad-vermelding hoegenaamd, is dezer dagen bij mij terecht gekomen. De post is steeds op de hoogte hoe mij te vinden.
B. (Amersfoort). - Uw stukje werd reeds geplaatst.
Edo. - Aan Uw wensch voldeed ik, zoodat gij het pakje reeds zult hebben ontvangen(?). Uw brief was mij heel welkom, en ik dank U hartelijk voor Uw vriendelijke woorden. Ja, ons ‘kil en vochtig klimaat’ voel ik reeds nu op hoogst-onaangename wijze.
Naar aanleiding van het ingezonden stuk van mevrouw C. Wierdels van Niekerken tegen den heer Servaas van Rooyen schrijft gij een en ander, dat ik hier letterlijk overneem, omdat gij m.i. den spijker op den kop slaat:
De preutschheid is vooral, dunkt me, den hollanders eigen. U gaat geheel tegen ons nationaal karakter wanneer U de liefde, de drang tot paren, en de behoefte van de vrouw om vruchtbaar te zijn beschouwt als iets natuurlijks, als een natuurlijk gebod, een dringend voorschrift, 't welk niet op te volgen zich wreekt op lichaam en ziel. Wel foei, weet U dan niet, dat het schokkendste ter wereld is wáár te zijn?
Zoo is het. Maar, ik ben persoonlijk (goddank) alles behalve het type van ons nationaal karakter. Ik ben noch ‘bezadigd’ noch nuchter, noch prozaïsch, noch preutsch, noch bezit ik een dier typisch hollandsche eigenschappen, waaraan men in het buitenland op een mijl afstand ruikt en ziet en herkent den op zijn vaderland en deszelfs (soms zeer vuile) gewoonten pratgaanden pursang hollander. - Niet dat ik overigens geloof dat de menschen elders meer wezenlijk waar zijn dan bij ons. Ach neen. Fatsoen en moraal en huichelarij, in deze liefde-zaken speciaal, zijn overal ter wereld in hoog aanzien. Maar wel hebt gij gelijk dat men ten onzent veel ‘preutscher’ is dan b.v. in Frankrijk, waar men de dingen onder de ongen durft zien die bij ons niemand nog zelfs wil erkennen te bestaan, en waar speciaal de vrouwen zich hebben losgemaakt van allerlei dwaze vooroordeelen, van hier niet over durven spreken, en dat niet durven erkennen, waarin men ten onzent nog zwelgt als zijnde de hoogste graad van ‘zedelijkheid’. - Hetgeen gij elders schrijft, naar aanleiding van de Lelie, neem ik insgelijks letterlijk over:
't Verheugt mij dat er onder al de tijdschriften, in ons kleine landje ten minste één is, dat waar durft te zijn. 't Kan onmogelijk de bedoeling zijn van eenig auteur 't allen naar den zin te maken, en als er onder de Hollanders maar betrekkelijk weinigen zijn wien Uwe oprechtheid bevalt, hebt U lezers genoeg, en meer misschien dan een der andere periodieken. Daarbij komt dat U zeer zeker proselieten zult maken en de kring Uwer lezers zich zal uitbreiden. -
Ook hiervan kan ik zeggen: Zoo is het. De Lelie wordt overal gelezen, geháát ook dikwijls, maar gelezen toch. En breidt steeds meer en meer zichzelve uit, en haren lezerskring. En zij wekt daardoor de heftige jaloezie op van hare minder-bloeiende collega's-periodieken. Hoe harder die schelden, hoe jaloerscher zij zijn. En hoe meer zij mij daardoor amuseeren.
Gij schrijft dat gij niet begrijpt waarom in het oog mijner tegenstanders de waarheid op sexueel gebied meer verheeld moet worden voor vrouwen dan voor mannen. ‘Want’, voegt gij er bij, ‘het is nog meer een quaestie van beteekenis voor haar dan voor hem.’ Ik voor mij begrijp die opvatting zeer goed. Hoe meer namelijk de vrouw de waarheid begrijpt en inziet, hoe meer zij zichzelve beroofd voelt van dat doekje van heiligheid en onschuld waarin zij zelve zich zoo graag hult. Zij wil zoo graag doorgaan voor een soort vergeestelijkt wezen, die zich slechts met tegenzin laat nemen door den man. Zij wil niet erkennen dat ook bij haar de lijfsliefde bestaat als een ingeboren natuurbehoefte. Zij meent dat haar dit verlaagt, (vooral daarom meent zij dit, omdat zij vreest geen man te zullen veroveren, hetzij voor zichzelve, hetzij voor hare dochters).
Wat ten slotte Uwe vragen aangaat, korte artikeltjes over die bewuste boeken kan ik eventueel plaatsen; in hoeverre gij kans hebt het door U bedoelde stuk afzonderlijk uit te geven kan ik niet beoordeelen want dat is geheel en al een uitgevers-quaestie! Naar mijne meening zult gij waarschijnlijk niet gemakkelijk iemand vinden, die dit soort arbeid van U koopt. Misschien is het iets voor een der Brochure-uitgaven van de Hollandia-drukkerij te Baarn. Probeer het daar eens, later. Dat is de eenige weg dien ik er op weet. Vriendelijk gegroet.
Nora. - Hartelijk dank voor de kaart.
Willie. - Welk een aardig portretje van Uw hond! Ja, ik heb een groote verzameling van viervoeters, die mijne Lelielezers mij zenden, en die ik zeer graag steeds zie uitbreiden. Wat Uw vraag aangaat, ik herinner mij niet dat iemand mij zoo iets verzocht, en stel U daarom voor Uw aanbod te herhalen in de Lelie-zelve. Het is zeer goed mogelijk, dat iemand, onder het door U opgegeven ps., indertijd gevraagd heeft de Lelie te lezen, maar dergelijke vragen worden mij zoo dikwijls gedaan, dat ik zulke brieven niet bewaar, omdat ik de vragers niet kan helpen, en principieel alle brieven verscheur na beantwoording. Vriendelijk dank voor Uw goede wenschen.
‘Bescheiden dorp’. Uw pseudoniem mij niet herinnerend, kies ik dit maar om U te danken voor Uw vriendelijke kaart. Inderdaad, ons klimaat haat ik reeds weer van ganscher harte, want ik vind het hier afschuwelijk kil en vochtig, niettegenstaande de herfst voor ons doen heel mooi is. Maar hier is de kou nooit droog zooals b.v. in Wiesbaden en in Montreux. Hier is zij verkillend, en in die streken opwekkend.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.