De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVaria.
| |
[pagina 238]
| |
zitten vooraan, eten en drinken, genieten veelal met familie alles,Ga naar voetnoot1) en hoewel het mogelijk is dat velen hunner vlug met het openen van hun geldlade zijn, staan zij in deze materieele zaak misschien toch nog achter bij honderden die even mild en vrijgevig zijn. Nu ik toch over dit bevoorrechten schrijf, moet mij ook van 't hart, dat bij de drie hoogste staatscolleges, als daar zijn Raad van State, (....voornaam is het ambt van Staatsraad voorzeker, al moet men den invloed en de beteekenis ervan niet overschatten. De Raad van State beteekent in z'n algemeene werking practisch inderdaad niet veel). (De Tel., overgenomen door D.v.Z.-H. en 's Grav.) Hooge Raad en Rekenkamer geen pensioenslevensgrens stelt. Zeker, een man van desnoods in de 90 jaren kan helder van hoofd, zelfs bijzonder helder, en krachtig van lichaam zijn, maar staan niet honderden, - misschien wel duizenden, - naast die hooge autoriteiten, die op 65-, of 70-jarigen leeftijd niet behoeven onder te doen voor die ouden van dagen, en toch wordt hun gedwongen rust gegeven. Zou men niet meenen, dat men tegenover het niet alles wetend publiek een declin in de hand werkte, nadeelig voor het prestige van die waardigheids-bekleeders. Als de een op 70-jarigen leeftijd niet meer geschikt schijnt om zijne betrekking te blijven vervullen, waarom dan een ander met veel hoogeren leeftijd wel? Nog eens, ik keer mij eigenlijk tegen het inviteeren van autoriteiten uitsluitend ter wille van hun ambt, buiten hun beurs op alle mogelijke feesten en bij alle plechtigheden, ter wille alleen van het ambt, dat zij bekleeden. Dit geldt voor mij ook wat betreft de hooge Hofdignitarissen. Het is wel hun dienst, maar ze zijn toch overal bij, en hebben het uit de eerste hand. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. 's Grav. 15/9 1913 | |
II.
| |
Feestvierend Amsterdam.‘De Telegraaf is allesbehalve tevreden over de afgeloopen feestweek. Het Koninklijk gezin - schrijft het blad - heeft onze stad verlaten, wij zijn weer onder ons en het oogenblik is dus daar, om elkaar eens ronduit te zeggen, dat het hier in de afgeloopen ‘feestweek’ een pan is geweest. Wij zijn een ruw volk en als wij uit den band springen, doen wij dat bij voorkeur onder het brullen van schuine liedjes, slaan elkander de hoeden van het hoofd, trappen op elkaars rokken en het jonge volkje pleegt handelingen, die wij hier niet nader zullen omschrijven. Het blad klaagt ook over de feestcommissie, die van organiseerend talent geen blijken gaf. (D.v.Z.-H. en 's-Grav.) Dit bericht is zóó welsprekend, dat ik er niets aan behoef toe te voegen. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. 's-Grav. 17/9 1913. | |
III.
| |
De reis van Poincaré.‘De auto-tocht van den president der republiek is een ware triomftocht. De moeilijkheden der voorbereiding zijn vele geweest, doch het succes is groot, want heel de streek doet mee; in alle dorpen en vlekken, langs alle wegen heeft men groen-gemaakt en vlaggen gehangen en tropheeën | |
[pagina 239]
| |
aangebracht en eerebogen gezet. Vele geschenken werden den heer en mevrouw Poincaré geboden, fraaie voortbrengselen der takken van nijverheid en o.a. meer dan één hoofdbedekking voor mevrouw. Eén boerinnehoed zette deze op: een hoed, welke denken deed aan portretten van Greuze, en natuurlijk vond deze handeling der echtgenoote van den president enormen bijval. (Dagbl. v.Z.-H. en 's-Gr.) 't Toppunt van republikeinsche(?) gevoelens is wel het raam voor de kerk te Mans, waarvan het ontwerp is gereproduceerd in Eigen Haard van 3 Mei 1913, voorstellende Poincaré als Kanunnik, vervangende in dat praedikaat de Koningen van Frankrijk. Mij dunkt nu kunnen Keizers en Koningen hem wel omhelzen! A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. |