Tooneeloverzicht door Stella Mare.
Het theaterseizoen is weer begonnen. Mij dunkt, dat men daarmede rustig tot half September had kunnen wachten,.... maar, de vreemdelingen, nietwaar, en de thuisblijvenden, die logés over hebben om ‘Entos’, ‘Igta’ en ‘de Vrouw’ te bewonderen - (ik meen natuurlijk de tentoonstelling: ‘De Vrouw’). -
Welnu, - wat 's avonds met de logés te beginnen, die immers naar de hoofdstad zijn gekomen om uit te gaan? - Naar Frascati natuurlijk waar Speenhoff's Tooneel speelde voor uitverkochte zalen, en waar ook wij met veel moeite onze vooruitbesproken plaatsen konden bemachtigen.
Het was maar goed, dat ik gedurende mijn vacantie, dank zij een langdurig verblijf in Bergen aan Zee, voldoende door zeelucht en baden was versterkt, anders zou ik het bezwaarlijk uitgehouden hebben in die smoorheete zaal, waar zwaar de walm hing van veel sigarendamp. Is het geen schande, dat men daar niet het rooken verbiedt?
Ik begrijp niet, dat in een behoorlijk theater net rooken geduld wordt, en dat Speenhoff niet weigert met zijn gezelschap op te treden in zoo'n onhoudbare walm-atmospheer....
Nu over den avond zelf.
Is er wel een populairder man in ons land dan Speenhoff?
Ik zou me kunnen voorstellen, dat er Nederlanders zijn, die den naam van Willem Royaards niet, of nauwelijks gehoord hebben, maar voor geen Nederlander, 't zij hoog of laag in stand of aanzien is Speenhoff een onbekende, want wie hem ook zèlf niet hoorde zingen, kent toch zijn liedjes. Van mindere bekendheid evenwel is, dat deze man van groote gaven, eveneens schilder, teekenaar en ook drama-schrijver is, tenminste wanneer men zijne geestige éénactertjes, die sprankelen van leven, humor en menschenkennis onder die wijdsche titel aangeduid wil zien.
Het zedespelletje: ‘De Voet’ kan wat dialoog en geestestinteling betreft, met zeer goede eenacters van Schnitzler wedijveren, maar daarover nu niet.
Ditmaal zagen wij, behalve een voordracht van Mevr. Marie van Westerhoven, ‘De Aarde’ door Speenhoff, eene schoolles in rijm over de aarde, die ons matig beviel, een ‘Woorden-spel’, ‘De Schat’ eveneens door Speenhoff, dat wel niet zoo geestig is als ‘De Voet’, maar in ieder geval levenswaar is.
‘De Schàt’ - is niet zoo'n heel erge schat, tenminste niet voor haar man - althans niet in den conventioneelen zin van het woord - want zij bedriegt hem.
Hierin schuilt van het vlak uit waarin dit stuk is geschreven niet zooveel kwaad.
Men bedenke toch dat Speenhoff niet zoo zeer moralist is, als wel de man met die soort philosophischen kijk op het leven, dat men de dingen nu eenmaal moet nemen zooals ze zijn. En dienzelfden kijk op het leven heeft ook de ‘hij’ in het stuk, die zijn vrouwtje blijft aanbidden ofschoon hij weèt.
‘Ik houd van haar’ is geheel zijn antwoord, en geheel zijn verontschuldiging van zijn doen, en - de intrigue is hiermede eigenlijk verteld.
Zij komt van haar minnaar bij haar man terug, voor wien ze zijn lievelingsbloemen heeft medegebracht. - Hij aanvaardt ze met een glimlach. - Maar met haar vrouwenintuïtie begrijpt zij al spoedig door zijn oogenkijken, door de aarzeling in zijn stem, door zoovele aanduidingen, die in het leven zekerheden zijn, dat hij begrijpt.
En zoo is dit zedespelletje een stukje van wetend begrijpen en van begrijpend weten.
Natuurlijk droeg Speenhoff zelf nog eenige liedjes van hem voor. Ditmaal kregen Pieter Jelles op het Loo en de buste van Abram Kuyper er gelijkelijk van langs.
Ook zijn oude weemoedige en vroolijke liedjes hadden het gewone succes.