De Hollandsche Lelie. Jaargang 27
(1913-1914)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 178]
| |
leeft, waardoor de baas niet meer meesterGa naar voetnoot1) is over zijn knecht; de mevrouw niet meer over haar ‘meid’. Pret-maken, uit-zijn, uitgelaten huishouden, om bijna niets te zienGa naar voetnoot2) van hetgeen wordt geboden. Aan het volk wordt het Oranje voorgehouden als het rood den stier. De bourgeoisie zweept het volk om het ‘Oranje boven’ uit te bulken en uit te balken, uit te gillen en uit te galmen, en zoekt daardoor zichzelf vooruit te schuiven om slechts een flauw bleek lichtstraaltje van den hofglans deelachtig te worden, door zingende of dansende, speechende of dichtende, buigende en strijkende boven de volksfeesten te staan, na ze georganiseerd te hebben. Ik sprak van zoogenaamde volksfeesten, en dat is zoo, want de bourgeoisie wil feestvieren en nu is het volk het doekje voor het bloeden. De ‘bourgeoisie’ namelijk wil vooraanzitting,Ga naar voetnoot1) lof en dank van hooger hand inoogsten, gratis genieten, eereteekens ontvangen, zich koesteren aan de Oranje-zon, en de tusschenliggenden, die buiten de Comités vallen, kunnen bijdragen in geld geven, aan collecten offeren, desnoods zich costumeeren en in allerlei optochten medeloopenGa naar voetnoot2), en tenslotte belasting aan stad en land betalen om feestsubsidies en feest-onkosten mogelijk te maken. Het is immers ‘goed riemen snijden van een andermans leer’, en dat ik niet te veel zeg, bewijzen de twee masten voor het Vredespaleis opgericht. Hoor de Middelburgsche CourantGa naar voetnoot3) daarover! Nog mooier is, dat de couranten zelfs den betalenden abonné de waar voor hun geld, alles ter wille van Oranjefeesten, of volksfeesten onthouden. Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage bericht in zijn courant van 1 September 1913: ‘Ten einde ons personeel in staat te stellen ter gelegenheid van den Koninginnedag aan de algemeene feestvreugde deel te nemen verschijnt ons blad | |
[pagina 179]
| |
heden ter grootte van één blad reeds in den middag’. - Dat is dus ‘zóóveel in het zakje’, wat het ‘dessous’ is van dit schoonklinkend voorwendsel.Ga naar voetnoot1) Bovendien geeft zulk een bijeenbrengen van een menschenmassa slechts aanleiding tot ongerief voor anderen, die hun werk moeten doen of rustiger ontspanning zoeken. Immers moest de stoomtramdienst van de Staatsspoor worden gestaakt door de opdringende volksmenigte, en de lijnen 1, 5, 8 en 9 van de Haagsche tram stop worden gezetGa naar voetnoot2). Tusschenliggenden zijn zij die geen feesten uitlokken, en niet van seconde tot seconde het Oranje op de lippen hebben. Zij zijn geen socialisten, geen anarchisten, geen republikeinen; zij zijn tevreden met de monarchie, omdat zij weten dat de Kroon niet regeertGa naar voetnoot3), maar het volk door zijn afgevaardigden. Toch waardeeren zij de goede hoedanigheden der Oranje-vorsten: Prinsen en Koningen, en zij waren het, die misschien het meest bijdroegen om de Oranje-monumenten tot stand te brengen, die er met horten en stooten in het verloop der tijden zijn gekomen of nog zullen komen. Vele ervan veroorzaakten ruzie, want het ging om de vooraanzitting, de eer, de belooning. Zoudt u meenen, dat de Oranjeklanten Oranje als doel voor oogen hadden? Het was de vraag niet bij hen: wien geldt het, maar wie is de opzetter, wie zijn de beginners? Denk aan Koning Willem II (Buitenhof), ruzie; het Nationaal Monument (Willemspark), ruzie; Jan van Nassau (Utrecht),Ga naar voetnoot4) ruzie; Prins Willem III (Breda of den Haag), ruzie. Als Oranje de bourgeoisie dan zoo één maakte, moesten die ruziegevallen, - hevige zelfs, - geen vlekken werpen op een zoogenaamden Oranje-eenheidszin. Was de liefde voor Oranje zoo groot, waarom dan de Prinsen Maurits en Frederik Hendrik en Koning Willem III niet al lang in beeld gebracht? Waarom dan niet een reusachtige Oranje-groep opgericht als beeld van de liefde van het Nederlandsche volk voor Oranje en van Oranje voor het Nederlandsche volk? Of denkt men alles goed te maken door in eigen belang te likken, te vleien,Ga naar voetnoot1), te kruipen, te buigen en door van alles wat Oranje doet lof te zingen en te lofbazuinen, zelfs al is 't averechts verkeerd, en al strijdt het tegen geloof en traditieGa naar voetnoot2). Nederland komt daarmede geen haar verder, en de liefde zal er niet door gewonnen worden. Zou men nu meenen, dat de Onafhankelijkheidsfeesten Nederland zooveel nader tot de Kroon hebben gebrachtGa naar voetnoot3), en was dit dan zoo noodig, maar in elk geval is het dan partieel, en bij stukken en brokken gegaan, want niet heel de Natie viert op één en hetzelfde tijdstip feest, en in elk geval blijven tal van gemeenten er van verstoken. Zou men meenen, dat de Onafhankelijkheidsfeesten ons land zooveel onafhankelijker hebben gemaakt? Het lekkere vette brokje, met zijn koloniaal wingewest is slechts onafhankelijk, zoolang Frankrijk, Duitschland en Engeland, trots het Vredespaleis, er niet om gaan vechten, en dan den buit onderling verdeelen, en daarom moesten we ons stillekens terug houden van zulk een brallerij en grootsprekerij en ten minste niet onzen vriend Frankrijk braveeren. Let eens op 't geen Frankrijk doet, nu Duitschland den volkerenslag bemonument en bejubeltGa naar voetnoot4). Twee aardige tegenstellingenGa naar voetnoot5) onder elkaar. Eerst Duitschland: | |
Bezoek aan Breslau.‘Het keizerlijk paar heeft Zaterdag een bezoek gebracht aan de tentoonstelling te Breslau | |
[pagina 180]
| |
ter herinnering aan den bevrijdingsoorlog. Ook de prinsen, de rijkskanselier en vele andere hoogwaardigheidsbekleeders waren aanwezig. Van het balcon van het slot zagen keizer en keizerin 's middags den optocht van den jongeliedenbond, waaraan 24.000 meisjes en jongens uit geheel Silezië deelnamen. Het voorbijtrekken van dezen stoet duurde drie kwartier. Gisterochtend is het keizerlijk paar te Berlijn teruggekeerd.’ | |
De Volkerenslag.‘Bij de inwijding van het gedenkteeken van den Volkerenslag bij Leipzig in October zijn uitgenoodigd de koning van Saksen, de Duitsche keizer, de Duitsche vorsten, de Hanzesteden, de keizer van Oostenrijk, de tsaar en de koning van Zweden. Allen hebben de uitnoodiging aangenomen. De keizer van Oostenrijk zal vertegenwoordigd worden door den aartshertog-troonopvolger, de tsaar door grootvorst Cyrill, de koning van Zweden door den kroonprins. Ook zullen deputaties komen van de Duitsche, Oostenrijksch-Hongaarsche, Russische en Zweedsche legers.’ Dan Frankrijk. | |
Een beroemde klok.‘Kortgeleden is de beroemde groote klok van Sebastopol, die de Franschen in den Krim-oorlog buit gemaakt en naar Parijs overgebracht hadden, uit den toren van de Nôtre Dame genomen, om aan het Russische volk teruggeven te worden. De klok is naar Petersburg verzonden en reeds aan het Russisch-Duitsche grensstation Eydtkuhnen aangenomen.’Ga naar voetnoot1) En denk dan eens aan het inwendige rottingsproces in Duitschland. Eerst van dien Prins, die ziek moest worden zoo dikwijls als zijn vuile zaak moest dienen, en nu het opgeschorte Krupp-proces, waaromtrent men leest: ‘Brandt, de voornaamste getuige in het jongste Krupp-proces, is ten gevolge van de voorloopige hechtenis en de aandoeningen op de terechtzittingen zoo overspannen, dat hij op voorschrift van een dokter in een gesticht voor zenuwlijders opgenomen is. Hij heeft van de firma Krupp een langdurig verlof gekregen. Zijn toestand maakt het onmogelijk, om hem voorshands wegens het verleiden van ambtenaren tot schending van het dienstgeheim voor de rechtbank te dagen. Het tweede proces zal dus nog een tijd op zich laten wachten.’ (Dagbl. van Z.-H. en 's Gr.). Bij rechtszaken, al te compromitteerend voor land en volk, worden de delinquenten maar eenvoudig ziek of zenuwlijders. Doch laten we nu maar niet verder wroeten in al dat moois. Ik constateer, dat 't volk’ best kan en zal voor eigen ontspanning zorgen; en dan noem ik dit gelukkig, want tooneelvereenigingen, zanggezelschappen, fanfarecorpsen, en wat niet al meer, organiseeren zij ruimschoots, en die te subsidieeren en te steunen heeft mijn volle instemming. De ‘bourgeoisie’ meent het ‘volk’ dol te moeten maken met 't organiseeren van volksfeesten, waarbij 't uitschreeuwen van Oranje-boven noodig is, maar zij moest veeleer het ‘volk’ voorgaan in rustige, kalme ontspanningen in de vrije, heerlijke natuur. De smalend genoemde ‘boterhammentreinen’ naar Neerlands heerlijke landouwen hebben 't moeten afleggen voor de brooddronken feestvieringen in de groote steden, en dat alles in naam van Oranje, in naam van Koningin Wilhelmina, eene geloovige en kerksche ‘landsvrouwe’! Dat we niet te veel zeggen, - het te veel schaadt hier niet, - bewijst het geschenk van de Koningin aan Mevr. Angela de Oliveira Cesar de Costa, bestaande in H.M. portret met handteekening en de woorden: ‘ChristGa naar voetnoot1) avant tout’. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. 's Gravenhage, geschreven tusschen 1 en 4 Sept. 1913.
P.S. Met groote instemming las ik zooeven het flinke opstel van onze hooggeachte redactrice, getiteld: ‘Over de feesten in den Haag en elders’ (Holl. Lelie van 3 Sept. 1913). - Ik, - velen met mij, maar die durven 't niet uitspreken, - denken er volkomen 't zelfde over. A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. 's Gr., 4 Sept. 1913. |
|