wat anders en wat beters te doen dan het naamloos geschrijf lezen van dergelijke ingez: stukkenliefhebbers. Met alle genoegen echter wil ik U beiden mijn persoonlijke meening meedeelen, welke is, dat dergelijke waarschuwingen als die van professor Treub, hoe goed ook bedoeld, gewoonlijk geheel en al eene tegenovergestelde uitwerking hebben van de beoogde. Zij vestigen namelijk de speciale aandacht van het publiek op iets wat tot hiertoe aan zeer velen ongemerkt voorbijging; zij wekken gedachten, hartstochten, zinnenprikkelingen op, die tot hiertoe sluimerden bij velen. En, waartoe? Is niet degeheele wereld vol van dergelijke onvermijdelijke verleidingen? Op het tooneel, in 't Café-chantant, in de film, in de musea, voor de ramen van winkels, in woord en beeld, op de straat, en waar niet al heerscht dergelijke verleiding. Het is daarmede als met de zoo heilige(?) verontwaardiging van velen uit het hedendaagsch mannelijk geslacht over de dunne blouses en de nauwe rokken door onze dames gedragen. Mij wil het altijd voorkomen, dat die mannen, welke zich daarover zoo ijselijk gegêneerd voelen, juist degenen zijn die er het eerst en het meest naar kijken, en er zich de dubbelzinnigste en vuilste dingen bij denken. Ik wil graag gelooven dat het dansen, zooals professor Treub het zag, zeer stuitend aandeed, maar ik betwijfel of de daarna door hem uitgelokte discussie in een van elk gelezen blad heeft meegewerkt tot meerdere kuischheid en reinheid van gedachten. Ook geef ik mijne correspondente Tine gelijk, die opkomt tegen de voorstelling alsof speciaal de Zeedijkers zooveel onzedelijker zouden zijn dan de Heeren- en Keizersgracht-Amsterdammers of dan de Haagsche dames en heeren. Inderdaad, met haar geloof ik dat onzedelijkheid heerscht in alle standen en in alle kringen, zij moge zich in de volksklassen ruwer en onverbloemder openbaren dan in de zoogenaamd beschaafde, daarom is zij niet erger maar integendeel dikwijls nog veel meer
verschoonbaar dan de verfijnde vuiligheid achter de schermen van would-be ‘fatsoenlijke’ menschen. Wat onzedelijkheid betreft komt het m.i. in den grond veel minder aan op de daad dan op de gedachte. Iemand kan in vrije liefde leven en toch heel rein zijn, en iemand kan wettelijk gehuwd wezen, en toch heel smeerpoetsig omgaan met zijn vrouw, enz., enz. Voor deze quaestie laat zich daarom geen regel stellen. Wel echter staat het voor mij vast dat men haar niet uit de wereld helpt maar integendeel aanmoedigt, indien men haar gaat behandelen per ingez.-stukken-rubriek in de meest-realistische bewoordingen. Dank voor Uw vriendelijke woorden aan mijn adres.
Nora. - Welk een zéér verstandig besluit van U! Ik durf er op deze plaats niet méér van zeggen uit vrees dat ik U zal verraden. Het wil mij voorkomen dat gij in Uw omstandigheden op deze wijze verreweg het gelukkigste zult zijn, met en door Uw herinneringen. En stellig zult gij veel troost vinden in een hond. Ik behoef U, die zoo veel houdt van dieren, en die Uw katten zoo hebt liefgehad, dat niet eenmaal te zeggen; gij weet het reeds uit ondervinding. Maar tot hiertoe hadt gij hun vriendschap nog niet noodig in verdriet; thans, nu gij alleen zijt, zult gij eens zien welk een gezelligheid en vriendschap en vroolijkheid Uw viervoeter zal meebrengen in Uw eenzame woning. Hoe ouder ik word, hoe meer ik ondervind dat niets onder de menschen is te vergelijken, wat trouw betreft, met de aanhankelijke toewijding die wij van een dier ondervinden. Frits, die oud en blind wordt, volgt mij angstig met de oogen, de geheele kamer door, wanneer hij zich verbeeldt dat ik mij niet wel voel, en Benjamin zoekt dan op alle mogelijke wijzen te troosten, door likjes en aanhankelijkheden in dergelijke gevallen. - Ja, ik ben nog steeds hier in Nauheim gedurende den zomer, en ik maak het nog steeds bijzonder wel. Het is zulk een reusachtig verschil bij verleden jaar, ik kan niet dankbaar genoeg zijn. - Schrijf mij maar steeds, als gij U daartoe in staat gevoelt, want ik kan Uw handschrift ook nu heel goed lezen niettegenstaande gij liggende schrijft. Hartelijk gegroet.
C.K. (Semarang). - Vriendelijk dank voor Uw adhaesie met mijn artikelen in de Lelie, speciaal ook die over toilet-zaken. Inderdaad heb ik reeds meermalen adressen opgegeven voor wandel- en andere toiletten die men dagelijks noodig heeft, maar ik wil zeer gaarne aan Uw wensch voldoen, en speciaal voor uit Indië naar Holland repatrieerende dames een overzicht geven van hetgeen zij m.i. ongeveer behoeven. Uw opmerking dienaangaande is zeer juist: ‘Zij staan, in het moederland teruggekeerd, dikwijls zoo vreemd ervoor, vinden alles “goedkoop,” en koopen van allerlei waar zij per slot van rekening toch weinig plezier van beleven; ze blijven zitten met onnoodig veel gedoe, en krijgen daarna... de rekening thuis, terwijl er veel nuttige dingen te kort komen.’ - Dat alles heb ik meermalen uit eigen aanschouwen bijgewoond, en aan den anderen kant heb ik, door eigen verblijf in de beide Indiën, een vrij goede voorstelling van de wijze waarop een uit Indië repatrieerende dame zal staan tegenover onze Europeesche modes en gebruiken en prijzen. Daarom wil ik per afzonderlijk artikel deze quaestie nader en uitvoerig bespreken in de rubriek bestemd voor toilet-zaken. - Wat Uw tweede vraag aangaat, ik begrijp daaruit dat gij, teruggekeerd in het vaderland, een rashondje wilt aanschaffen, maar bang zijt door een hondenkoopman te zullen worden bedrogen, reden waarom gij nu van mij wilt weten hoe zulk een hondje machtig te worden. Is dit niet Uw bedoeling? Inderdaad is een rashond, gekocht bij een hondenkoopman, waarschijnlijk niet goedkoop. (Gij schrijft niet wat gij verstaat onder ‘te kostbaar’). Daarom zou ik U raden U tot de asyls te wenden, waar dikwijls heel-mooie, óók jonge, diertjes zijn onderdak gebracht, hetzij uitbesteed door dierenvrienden die de zwervertjes op straat vonden, hetzij daar gebracht door bezitters. Indien gij onder die honden een vindt naar Uw smaak, dan
kunt gij hem waarschijnlijk voor niets overnemen; alle grootere steden hebben zulke asyls. Ook het plaatsen van eene advertentie verdient aanbeveling, terwijl omgekeerd bijna elke Courant een of andere advertentie brengt, waarin een honden-bezitter ‘een goed thuis’ zoekt voor een jongen, mooien hond, wegens plaatsgebrek, vertrek naar Indië, moeielijkheden