hem beschuldigd van een huwelijk te hebben aangegaan met Wendela Bicker uit een politiek oogmerk; ja, waarvan heeft men hem niet beticht.
Het is hier de plaats niet om het voor en tegen van den man, die niet onopgemerkt is voorbijgegaan, te beslechten, alleen wil ik zeggen, dat de laster altijd bij de hand is, als het geldt hen aan te tasten, die in het leven een beteekenis vormen; hoe grooter nu de troep in het leger van den vijand is, hoe uitgebreider 's menschen fouten en gebreken worden ontsponnen, vergroot en verdubbeld. En wie is er zonder?
Waar men hem noemt de ‘Wijsheid van Holland’, de schranderste en eerlijkste man van zijn tijd, waarheden, die zijn vijanden niet konden verdelgen, noch aan de vergetelheid ontrukken; waar zijn leven eenvoudig, vol liefde en vrede is geweest aan den huiselijken haard, naast een vrouw, die in de ware beteekenis, alles met zich droeg, wat de degelijke, ouderwetsche Hollandsche huisvrouw kenmerkte, een leven, dat men velen, die in de maatschappij een hooge plaats hebben bekleed of nog bekleeden niet kan nageven, daar moet men hem tronen ver boven anderen.
Nu, eindelijk, na lang vervlogen tijden, is er een comité tot stand gekomen, dat ten doel heeft, zoo het in haar macht is, te herstellen, wat voor eeuwen had moeten gebeuren.
Zou de verknochtheid aan het Oranjehuis de oorzaak zijn geweest van deze nalatigheid?
Waar men zooveel meer dat huis heeft te eerbiedigen, uit dankbaarheid en liefde, behoefde men zich toch niet te schamen zijn erkentelijkheid te toonen aan de nagedachtenis van hem, die zijn beste krachten had gewijd aan het welzijn van het volk.
Maar waar een tot woede opgezweepte menigte zoo vuil en laag durfde te zijn, om de moordende handen uit te steken naar een man die uitblonk, daar behoeft men zich niet te verwonderen over de laffe handelwijze in de na-jaren.
Het is voorwaar een zwarte vlek in de geschiedenis de vreeselijke moord op de gebroeders de Witt. Een laaghartige pijnbank en een gruwelijk schavot, door het gepeupel opgericht, het zal door alle eeuwen heen, onder meerdere grauwe gebeurtenissen, een rouwfloers zijn in het boek der overleveringen.
Reeds vroeg was hem voorspeld dat hij zijn eigen tol aan de natuur niet zou betalen; maar zou het geloofwaardig hebben geklonken, als men hem had gezegd, hoe zijn einde zou zijn, zooals bij het naken der Fransche revolutie het geval met een Marie Antoinette is geweest.
Indien niet ergens was opgeteekend, dat het graf der gebroeders no. 77 draagt in de nieuwe kerk te 's G-ravenhage, waar men hen moest beveiligen voor de dierlijkheid van het grauw, in welks graf de vrouw van Johan de Witt hem voor vier jaren was voorgegaan, zou niemand de laatste rustplaats vermoeden. Een grafteeken heeft men hen nog niet waardig gekeurd. O, het zou voor het nageslacht een voldoening zijn geweest als slechts dat was aangebracht.
En toch was het misschien een bespotting geweest, het eerst uit den weg ruimen en daarna huldigen van een persoon, doch er zijn wel meerdere bespottingen in het leven, zoodat het op één meer of minder niet aankomt.
Wat is ten slotte al die uiterlijke praal op een graf?
Als gij in de oude kerken de vele zerken ziet van grootheden en beroemdheden, vraagt gij u af, wat is er over van aardsche macht en beteekenis: slechts een weinig stof, een niets. Waar het geldt een moeten wegstoppen, een vergaan, gelijk van de minste na den dood, waar men met souvereine minachting op neerziet in het leven, als zijnde ver verheven boven zoo iets, daar komt na het sterven pas de gelijkheid voor allen in zijn geheel omvattelijk iets.
Gij, die aanbidt geld en macht, luister van hooggeborenen, gaat naar het kerkhof om te zien wat er van rest. De teekens zullen u vertellen van den roem der gestorvenen, van de smart der achtergeblevenen, van het doode van illusiën, als daar zijn, rust zacht, rust in vrede, maar in hoofdzaak zullen zij u vertellen, de onmacht en het nietszijn na dit leven.
De dood zal blijven regeeren, hij zal onttronen, ontwapenen, ontzetelen.
Maar, waar in de historie is opgeteekend de uitstekende hoedanigheden van den grootsten staatsman van zijn tijd, daar komt hem ook een huldiging toe, die hem hooger moet stellen in de herinnering, dan anderen, die hem voor altijd moet onttrekken aan het vergankelijke van menschenlijke opinies.
Den Haag.
LAURA BENDER.