richting ingeslagen, dat hij natuurlijkerwijze zich op een veel veelzijdiger gebied kan bewegen dan vroeger. Het is aan hem-zelf, niet aan mij, op Uw bezwaren te antwoorden, inzake zijn artikel over Werkstaking. Waarom formuleert gij die bezwaren niet in een ged: w. aan zijn adres. Overigens ben ik het volstrekt niet met U eens dat het den hedendaagschen arbeider aan de noodige vrijheid ontbreekt. M.i. heeft hij zijnerzijds veel meer den patroon in de macht dan deze het hem heeft en ik-voor-mij voel dan ook veel meer voor den finantieelen nood en de maatschappelijke zorgen van den kleinen burgerstand dan voor die der arbeiders. Deze laatste genieten allerlei voorrechten van Staatswege, waarvan de middelklasse, die het dikwijls in stilte heel hard heeft te verantwoorden, geheel en al is buitengesloten. - Gij schrijft dat de ‘biecht’, onlangs van Nel, óók de Uwe zou kunnen zijn, en ik vind het inderdaad heel prettig dat gij mij dit meedeelt, omdat het is, zooals gij 't vooronderstelt te zijn; ik stel er inderdaad altijd heel veel prijs op te weten met wien ik te doen heb wat mijne abonnés en lezers aangaat; het is een mijner grootste voldoeningen telkens opnieuw te constateeren dat ik, door de Lelie, aan geheel verschillende klassen in de maatschappij iets wat zij noodig hebben zeg, deze dit, gene iets heel anders. Niet genoeg kan ik dan ook het herhalen hoe ik 't alles behalve een compliment zou vinden, wanneer iedereen 't met mij eens zijn zou in alles. Want dat zou alleen bewijzen dat ik afgezaagde en oudbakken praatjes verkondigde. Gelijk Ibsen zoo heel terecht zegt: de waarheden, die heden ten dage zich reeds overleefd hebben, dat zijn diegene waarvoor onze vaderen nog moesten kampen als voor iets bijzonders en nieuws. Zoo gaat het ook mij. -
Gij schrijft: ‘De tijd leert zooveel vergeven; als die ontmoeting (dit slaat op mijn roman: “Ik zeg de Waarheid”) eens een jaar later had plaats gehad, zou Kate er dan nog zoo over gedacht hebben?’ Lieve Quitte, dat is een vraag waarop het antwoord niet is te geven, omdat immers de ontmoeting nu eenmaal plaats had onmiddellijk daarna. Wat overigens voor den een opgaat, is wat den ander betreft geenszins van toepassing; in het algemeen genomen is het wel mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat de meeste vrouwen zich gemakkelijker zouden schikken in de desillusie dan Kate het deed. Maar Kate is Kate. En een ander is weer een ander. Welke twee vrouwen voelen in liefde-quaesties absoluut gelijk? - ‘Dat de tijd veel doet vergeven’, is zeer zeker ook mijne ondervinding; nochtans betwijfel ik of een huwelijk, op vergiffenis gegrond, zal leiden tot die soort innige liefde, waaraan Kate behoefte had met haar karakter. Mij dunkt dat zulk eene kalme, bezadigde, vergevende liefde eene is van veel, veel lateren leeftijd, wanneer men huwt zonder dat de zinnen dan nog meespreken, na veel desillusie, en veel ervaring, bij wijze van gemeenschapsleven, en meer niet dan dat. Hartelijk gegroet.
P.E. (muziek). - Hartelijk - hartelijk dank. Niet ia de eerste plaats voor Uw vriendelijken brief aan mij maar wel in de alleréérste plaats voor Uw handelwijze ten opzichte der honden. O, het doet mij zoo innig-goed indien er menschen zijn, die in dat opzicht daadwerkelijk de partij trekken van het vertrapte en mishandelde dier, overgeleverd aan beulen van menschen dikwijls, absoluut onbeschermd door de wet. Die boerendeern, die Uw werk voltooide door den ellendeling een tweede pak slaag toe te dienen, had ik graag een handdruk gegeven. Maar ook Uw daad verdient grooten lof, omdat gij de moeite deedt naar het dorp terug te keeren, en den ellendeling bij zijn baas aan te klagen. Het uitstekend gevolg daarvan is geweest, dat de lammeling werd ontslagen, en dat dus de honden in quaestie van hun beul verlost waren. O, mochten velen zulk een goed voorbeeld volgen! Het is zoo gemakkelijk te praten over liefde tot dieren, maar zoo weinig menschen doen iets voor hen. Hoe dikwijls wordt mij gezegd, door dezen of dien, dat hij of zij een armen verlaten hond op straat tegenkwam, dien hij of zij graag wat eten ‘zou’ gegeven hebben, of graag ‘zou’ hebben verzorgd, enz. Maar, de moeite doen van zoo'n arm beest mee naar huis te nemen en zijn honger te stillen, verbeeldt je, dan kon je eens vuile stappen krijgen in den gang, of je meid zou weer extra uit moeten om brood te halen, of zoo iets van dien aard! Geen schepsel ter wereld is zóó zelfzuchtig als de mensch. En juist daarom ben ik altijd zoo dankbaar aan die uitzonderingen, die iets doen voor het dier, die zich indenken in zijn af hankelijkheid van ons, in zijn door de wet onbeschermd-zijn.
Gelijk overigens van-zelf spreekt, hebt gij mij heel groot genoegen gedaan door Uw meedeeling dat gij de Lelie leerdet kennen door de bemiddeling van een vriend, en dat zij U, na kennismaking met mijn artikelen en die van mijn medewerkers, aantrekt om hare waarheidsliefde en durf. Op die twee eigenschappen bepaaldelijk leg ik mij toe, en ik ben dus altijd heel blij als zij gewaardeerd worden. Uit het feit dat gij zoo bepaaldelijk Uw sympathie uitspreekt met de artikelen in de Lelie van J.G. Schippérus, kan ik overigens reeds begrijpen hoe gij-zelf-ook behoort tot de onafhankelijken in den lande, die een eigen meening durven hebben, en die eerlijkheid en waarheidszin op prijs stellen. Ook al is men het, - zoo sraat het mij persoonlijk - lang niet altijd in alles volkomen ééns met den heer Schippérus, dan nog kan men diens vrij-eerlijkmoedig optreden, als zóódanig, hooglijk waardeeren. Omdat hij er door bewijst te zijn een onafhankelijk, met een eigen oordeel begaafd iemand. Ik geloof, dat ik-zelve in deze dingen sta tot den heer Schippérus zooals velen tot mij staan: ik ben het soms met hem geheel eens en soms ook niet, maar ik stel in elk geval zijn geen ja broer, maar wel een onafhankelijk mensch zijn, op hoogen prijs. - Zooals gij ziet heb ik mij gehaast Uw vriendelijken brief te beantwoorden, en het zal mij steeds aangenaam zijn opnieuw van U te hooren. Nogmaals hartelijk dank.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.