flesschen. Tonnen bier op den grond, dit deed me onwillekeurig denken aan de schilderijen van Jan Steen, die me zoo weêrzinwekkend zijn wegens de braspartijen daarop voorgesteld.
De trap opgaande komt men in de salon 1813, salet genaamd, waar een dame voor de vleugel zit en een heer met viool er bij, in oud-hollandsche kleederdracht.
't Theeservies hier, ook al log en dik; wat akelig om thee te drinken uit zulke dikke kopjes!
In de slaapkamer zit een baker bij de wieg, waarin een kindje moet verbeelden te slapen. Er hangen roode geruite gordijnen, stel je voor, dat je daar achter moest slapen nu. Alle meubelen zijn weer echt solide en zwaar.
O! honderdmaal liever in een slaapkamer door Pander ingericht, vol licht en ruimte en leuke meubels! Effen zeildoek, effen karpet en blauw pluchen overgordijnen, met eikenhouten meubels, zoodat je zelf vroolijk en blij wordt, als je er op kijkt!
Geen sombere inrichting van 1813, waar je van de soliditeit en braafheid en degelijkheid geen weg meer weet, dat op je drukt, meubels, die niet kapot kunnen, ómdat ze zoo écht degelijk zijn en waar je dan ook altijd op moet kijken vele generaties achter elkaar, die je, als 't ware, kunnen vertellen al de gebeurtenissen in je familie van honderd jaren her. - - - -
Verder komt een gebouwtje, waarin een beknopte schets wordt gegeven van den arbeid van de vrouw in dien tijd; vervolgens een paar gebouwtjes, waarin allerlei oud-Hollandsche dingen, kleêren, kantwerk, enz. wordt geëxposeerd. Het kantwerk en borduursel is prachtig, maar die groote horloges (ik dacht dat het bonbonnières waren) zijn die nu mooi?
Oud-Hollandsche costumes, allergekst en leelijk, vind ik. De tegenwoordige mode is zoo schilderachtig, zoo mooi van lijn wordt een vrouwen-figuur, als men zich goed weet te kleeden.
Ik ging er heen met een paar bejaarde dames, die opgetogen waren over die antieke voorwerpen; ze konden zich zoo goed verplaatsen in die omgeving, want ze hoorden zooveel daarvan van hunne grootmoeders! Ze voelden een zekere piëteit, toen zij het gebouw 1813 betraden, ze bewonderden zooveel, wat ik afschuwelijk vond, van geen - lijn - te hebben, van - onaangenaam - doen - aan - het oog.
Ik kan dat alles niet mooi vinden; het streelt niet mijn schoonheidsgevoel, het doet me denken aan erg degelijke menschen, ik vind ze criant vervelend, er zit geen leven in, ze zijn zoo onverslijtbaar.
Het grachtje, dàt is aardig met die winkeltjes en vooral bekeken uit den tuin, dàt is schilderachtig, maar verder ben ik blij, als ik weer in 1913 te land kom.
24 Juni 1913.
C. ARNTZENIUS.