aangebracht, die overdadig zijn, maar geheel passen in de grootte en de afmetingen van het geheel. Dat is het ook weer in deze straat, wat imponeert; Buda-Pest spreekt er zich in uit gelijk het is, groot en overdadig, maar overweldigend tevens!
In de innerlijke stad vindt men wel de meest belangrijke en historisch meest bekende gebouwen terug. Onmiddellijk nabij de Schwurstrasse vindt men er het Post- en Telegraafkantoor, vindt men er het gebouw van de Universiteitsbibliotheek, en, als hadde dit statig bouwwerk slechts tot inleiding gediend, geheel de omvangrijke Universiteit zelve met hare afdeelingen, hare klinieken en wat al niet meer; met hare kerk, die eenmaal den Turken tot tempel diende. En weer daarbij, toegang daartoe gevend langs een fontein, die in drie vrouwenfiguren de drie belangrijke rivieren van Hongarije samenbrengt, de Donau, de Theiss en de Save, opent zich voor den bezoeker het Nationaal Museum, dat sedert deze bouw in 1846 tot stand kwam, alle wetenschappelijke verzamelingen van Buda-Pest in zich vereenigt. Men vindt er de bibliotheek; een verzameling van oudheden, welke door alle tijdperken heenloopt en welke vooral bekend is door hare schitterende wapencollectie, en door de gedenkstukken, die herinneren aan het leven van den vereerden Franz von Liszt; men vindt er zoölogische, mineralogische en botanische verzamelingen, die wetenschappelijk op hooge waarde worden gesteld.
Vlak achter dit Museum sluit zich daarbij het dusgenaamde Quartier St. Germain van Buda-Pest aan, want het zijn hier de zeer elegante paleizen van een aantal der voornaamste Hongaarsche edellieden, welke in nieuwen en ouden stijl zijn bijeengebracht. Terwijl betrekkelijk niet ver vandaar, wanneer men den Museum-Ring volgt en den Karl-Ring opgaat, de fraaie Synagoge zich vertoont bijna tegenover het groote Raadhuis, een gebouwencomplex, dat vroeger als kazerne dienstdeed en thans sedert enkele jaren, geheel omgebouwd en opnieuw ingericht, de bureaux der gemeentelijke administratie in zich sluit. Gaat men dan nog verder en komt men op den Waitzner Ring, dan heeft men aan zijn linkerhand de tegenwoordige hoofdkerk van Buda-Pest, de St. Stephanus van de Hongaarsche hoofdstad, die van 1851 tot 1868 werd gebouwd en die eerst in 1906 door den door Koning Frans Jozef gelegden sluitsteen geheel beëindigd werd. Zeker staat men bij dit gebouw, dat door een 96 Meter hoogen koepel wordt bedekt, wel tegenover het rijkste en het grootste van geheel Buda-Pest, dat ook innerlijk een weelde en een macht vertoont, welke met stomheid slaat.
Noemen wij onder de gebouwen van Buda-Pest, die niet mogen worden vergeten, de eenvoudig uitziende Muziek-academie, welke door Liszt is groot en beroemd gemaakt en welke onmiddellijk zijn naam aan zich verbindt, ook al zou het standbeeld, dat hem in zittende houding weergeeft, daaraan niet herinneren, en het Museum van George Rath, dat naar het ons daarnevens alleen bekende Milaneesche voorbeeld, de kunstvoorwerpen, welke er vele te bezichtigen zijn, heeft gelaten in de oorspronkelijke omgeving, waardoor zij zooveel te beter uitkomen. Hebben wij deze gebouwen vermeld, dan kunnen wij door de Andrassystrasse naar het Stadtwäldchen gaan, en genieten op den rit daarheen reeds van de werkelijk eenig grootsteedsche gezichten, die Buda-Pest te aanschouwen geeft. Aan het einde van de Andrassystrasse is het Millennar-monument, samengesteld uit twee zuilenkolommen in halve bogen, ter rechterzijde waarvan zich het zoogenaamde Künstlerhaus, dat tot artistiek tentoonstellingsgebouw dient, verheft, en ter linkerzijde waarvan zich het Museum van Beeldende Kunsten vertoont, waarin alles is ondergebracht, wat aan schilderijen eenmaal in de verzamelingen van den Staat aanwezig was. Ongetwijfeld is dit voor een vreemdeling het meest interessante Museum, dat de Hongaarsche hoofdstad biedt, hoewel het op lange na niet eene verzameling van kunst te genieten geeft als Weenen dit doet, als Parijs, Londen of Amsterdam zulks evenzeer doen. Merkwaardig is het wel, dat men er van alle landen, zoowel van de oude als van de nieuwe meesters, prachtige stukken vindt; er zijn afzonderlijke zalen voor Amsterdamsche, Delftsche, Haagsche, Haarlemsche, Rotterdamsche, Utrechtsche en Dordrechtsche schilders; wel een bewijs hoe uitnemend hier de Hollandsche schilderkunst is vertegenwoordigd. Er zijn prachtige zalen met Italianen en met Duitschers; eveneens mooie Fransche en Engelsche specimen, maar natuurlijk slechts in het moderne en dan nog betrekkelijk schaarsch vindt men er de
Hongaren. Vergelijkingen vallen hier moeilijk te maken, omdat geheel deze moderne galerij bijna uitsluitend uit Hongaren bestaat;