ook te vatten als een teeken, dat Buda-Pest eeuwen achtereen gevormd heeft een scheiding tusschen Oost en West. Gaat men van den voet van den Bloksberg af de breede Donaukade geheel langs in de richting, waarvan men zoo juist gekomen is, dan bereikt men, na een tweetal der bruggen gepasseerd te zijn, het oudste Buda, dat thans vrij vervallen en onaanzienlijk is, dat slechts belangstelling, kan inboezemen door de scheepswerven, welke hier een der krachtigste industrieën van Budapest hebben ondergebracht en door de overblijfselen van de groote Romeinsche militaire stad Aquincen, welke hier nog te zien zijn. In oud-Buda bevindt men zich tegenover het Margarethen-insel, dat aan beide kanten door den snelvlietenden Donau wordt omgeven, doch dat in zijn innerlijkheid van rust en lieflijkheid niets van het geweldige van dezen stroom weergeeft. Aartshertog Jozef, de Paladijn, die hier des zomers met zijne familie veelal verblijf houdt, heeft met opoffering van groote kosten het eiland geheel laten aanleggen en is er in geslaagd daarvan een park te maken, hetwelk in niets meer de eigenaardige ligging van het eiland verraadt. Het Margarethen-insel is bovendien het eiland van de baden, die Buda-Pest ook aan den voet van den Bloksberg en verder aan de Ofener-zijde talrijk telt; hier echter vindt men in het Margarethenbad, in het Keizersbad en in het Lucasbad wel de voornaamste en de meest kostbare, die men zich zelfs in deze luxueuse stad denken kan. Voorts wordt het eiland ingenomen door enkele uitspanningen, die vooral in den zomer zich in een druk bezoek mogen verheugen, en vindt men er, eenigszins eigenaardig temidden van dit wereldsch gedoe, het overblijfsel van een Turksche Moskee, waarin de Sheik Gul Baba, een heilige monnik, begraven ligt en ingevolge het tractaat van Karlowitz van 1699 begraven is gebleven, verzorgd naar de eischen zijner heiligheid door de tractaat-rechterlijk daartoe verplichte Hongaarsche regeering. Het Margarethen-insel is ook
daarom zoo dicht bij deze Metropool merkwaardig, omdat het in geen enkel opzicht in zijn aanleg, welke niettemin schatten heeft verslonden, verraadt de luxe en pracht, die wel het kenmerkend karakter van de Hongaarsche hoofdstad uitmaken!
Vijf bruggen zijn het, die de beide deelen der hoofdstad, die Ofen en Pest verbinden. Vijf bruggen, alle imposant door haar bouw, door haar lengte en door haar afmetingen. De voornaamste is wel de dusgenaamde Kettingbrug, die van de Franz Joseph Platz aan de Pesterzijde voert naar den tunnel aan de Ofenerzijde en daardoor de hartaderen der beide deelen rechtstreeks verbindt; het is een brug, die reeds in 1849 door het werk van Engelsche ingenieurs tot stand kwam en die thans, na vroeger onderwerp eener particuliere onderneming te zijn geweest, aan het land behoort. De Margerethenbrug is eveneens uitgevoerd door eene particuliere, hier Fransche, maatschappij; zij is 607 Meter lang en staat in het midden eene afwijking naar het Margarethen-insel toe. De Elisabethbrug, die naar den anderen kant gelegen is, is korter, maar bereikt met hare spanwijdte van 290 Meter bijna een record voor het vasteland. En dan komt nog de Franz-Josephbrug, die op twee peilers rust en die de nieuwste der verbindingswegen is, die dan ook niet minder dan 18 Meter breed is en de electrische tram toestaat het verkeer tusschen de beide stadsdeelen te onderhouden. Tenslotte zijn er de beide spoorbruggen, waarvan vooral die, welke bij Neupest over eene lengte van 670 Meter den machtigen Donau niet minder machtig overbrugt, aller bewondering vraagt en voor zich opeischt door den schoonen bouw en de werkelijk grootsche uitvoering. Het eigenaardige is, dat deze bruggen wel verre van het aspect op de rivier te storen, integendeel aan dit aspect het bekend eigenaardig uitzien geven; het maken tot een trotsch en indrukwekkend panorama zooals alleen een breede en machtige stroom als de Donau dit onder elke omstandigheid kan geven.
Van de bruggen ziet men op de kaden aan weerskanten en het is dan, dat, gelijk in Londen het oog onmiddellijk geboeid wordt door het zoo karakteristiek gebouw van het Parlement, ook hier in Buda-Pest het gebouw, waarin de volksvertegenwoordiging is ondergebracht, direct de aandacht vraagt.
Iets beneden de Kettingbrug is het gelegen; het komt recht totaan den stroom en een kade, die er voor gaat, vindt men er niet. Evenals in Londen is ook hier het terras voor de afgevaardigden en met zijn schitterend uitzicht, dat verpoozing kalmeering geeft na menigen heftigen, inwendigen strijd. Het gebouw, dat met zijn bekenden koepel steeds weer opnieuw zich toont in geheel de wijde omgeving, is door de natie zelve gedacht als een geschenk ter eere van het duizendjarig bestaan van het Hongaarsche Rijk; echter, hoezeer men ook vroegtijdig was aangevangen