Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nummers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Alle brieven moeten, om in de d.a.v. week omgaand te kunnen worden beantwoord, uiterlijk Zaterdag-ochtend in mijn bezit zijn.
Redactrice
P.S. Het spreekt vanzelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers, die in de corr:-rubriek thuis behooren.
L.H. te B. (Ned.-Indië). - Ik geef U, zooals gij ziet, spoedig antwoord, maar het spijt mij, dat het een voor U teleurstellend antwoord moet zijn. Ik kan namelijk Uw verzen niet aannemen, omdat de inhoud te onbeduidend, en de vorm te onvolkomen is. Toch kan ik U zeer goed gelooven waar gij schrijft gevoeld te hebben wat gij legdet in Uw poëzie. Vooral in No. III heb ik dat zeer-zeker opgemerkt. Ook geloof ik daarom U te kunnen verzekeren, dat gij U niet door dit eerste afwijzende - oordeel al te zeer ontmoedigd behoeft te gevoelen. Wanneer gij den vorm meer leert beheerschen, dan acht ik het niet onmogelijk dat gij op den duur iets zult maken dat zich wel degelijk leent tot publiceering. Ik ben steeds tot Uw dienst.
Hope. - Met heel veel genoegen wil ik de door U gezonden vertaling plaatsen. Alles van dien aard kan nooit genoeg gezegd worden! - Heerlijk dat Uw hondenkind zoo gezond is! Wat Uw vraag betreft, neen, in Duitschland behoeft men niet derde-klasse te reizen met honden. Vanaf Emmerich kan men voor elke klasse honden-kaartjes krijgen, evenals dat het geval is in Italië, Zwitserland, en Zuid-Frankrijk. Wij gaan, juist om die reden bepaaldelijk, steeds, als wij de jongens meenemen, over Frankfort naar de Riviera, omdat zij dan in de coupé bij ons mogen blijven. Want de reis duurt dan langer dan over Marseille. - Gij zegt in Uw brief dat gij insluit een kiekje van Uw hondenkind met moeder en broertje, maar dit plan hebt gij niet uitgevoerd. Want ik vond enkel Uw vertaling. Daarom houd ik mij alsnog aanbevolen. Hartelijk gegroet.
Hermelijn. - Ik vind het heel prettig dat gij mij met ‘lief’ aanspreekt, als gij mij lief vindt. En ik verheug er mij over dat mijn dierenliefde de oorzaak is van Uw besluit mij te schrijven. Inderdaad, die correspondentie, die de aanleiding is van Uw brief, waarin ik zeg dat over het algemeen de dieren mij sympathieker zijn dan de menschen, die meen ik van a-z. En, dat ik in deze meening niet alleen sta, bewijst o.a. het in ditzelfde nommer opgenomen getuigenis (zie overzicht van de week) van den franschen President Poincaré, aan wien men in elk geval niet kan ontzeggen, dat hij een hoogstbekwaam en hoogst-begaafd man is geweest steeds, zoodat zijn weinig-vleiende meening over het gros van het menschdom, vergeleken bij de intelligentie van zijn hond en zijn poes, een direct gevolg is van zijn menschenkennis en zijn juist oordeel. Trouwens, Poincaré is waarlijk de eenige niet onder de mannen en vrouwen van naam, die er zoo over denkt. Integendeel, de meesten dergenen die wat beteekenen in het leven, of die in vroegere eeuwen wat beteekend hebben, kenmerken zich steeds door hunne liefde tot honden, katten, paarden, of ook tot andere dieren. Hoe laagstaander de mensch, hoe dommer, hoe egoïstischer, hoe enghartiger, hoe bekrompener, hoe minder hij in staat zal zijn de goede eigenschappen van een dier te waardeeren. Waarschijnlijk komt dit omdat hij instinctmatig bewust is dat hem-zelf al die deugden van het dier ontbreken zoodat hij - evenals alles wat klein is en laag staat - zijn wraak daarover zoekt in den baas spelen over dien zwakkere, over dien aan zijn overmacht overgeleverde. - Heerlijk dat gij-zelve óók - evenals ik - een thuis hebt waar hond en poes leven maken, en dat mogen doen! Uw beschrijving komt veel overeen met het heidensch lawaai dat Benjamin, Frits, en de papegaai aanheffen als wij thuis komen, en zij ons begroeten. Ons poesje zou er zoo
graag óók bij zijn, en is altijd in mijn kamer zoodra zij er kans toe ziet, maar ik durf Uw voorbeeld niet volgen, en toestaan dat Benjamin haar nazit, want ik ben bang dat zij hem dan met haar pootje in het oog zou slaan bij ongeluk. Zij is waarlijk volstrekt niet boosaardig, integendeel buitengewoon zacht en lief, maar zij wordt natuurlijkerwijze angstig door Benjamins onzinnige drukte van jaloezie op haar, en ik heb van verscheidene menschen gehoord, hoe gevaarlijk het is een hond eraan bloot te stellen, dat, door een toevalligen slag met zoo'n katteklauwtje, hem precies in het oog wordt geraakt, waardoor het licht eruit zou kunnen verdwijnen. Benjamins oogen namelijk zijn zulke extra prachtstukken. Zij zijn zoo expressief! Zij drukken een wereld uit van weemoed, schalkschheid, opgewondenheid, liefde, blijdschap, alles tegelijk. Daarom zou ik het mij niet kunnen indenken dat een noodlottig ongeluk van zulk een aard die prachtoogen beschadigden, en, aan den anderen kant, is het poes niet kwalijk te nemen dat zij haren aard volgt, en instinctmatig haar verdedigingbewegingen maakt. De rest van ons dierenwereldje verdraagt zich heel goed met elkaar, maar Benjamin is zoo grenzenloos jaloersch op mij, dat hij, zonder ooit kwaad te doen of te bijten, toch met groot geschreeuw ieder ander dier, behalve Frits, verdrijft uit mijn nabijheid. Ik geloof dat het hem een soort geruststelling is dat de papegaai in een kooi zit opgesloten, want op deze nieuweling is hij veel minder jaloersch dan op onze arme ge-