Uit den ouden tijd.
door A.J. Servaas van Rooyen.
Oud-Gemeente-archivaris. XLVI.
Over de Begijntjes.
De begijnhoven zijn ons voornamelijk bekend door Gent (België). Ieder, die deze stad bezocht heeft, liet niet na ook de woonsteê der Begijntjes te bezoeken, al moge deze vrome vrouwen wellicht niet zoo streng meer de regels harer orde houden, zij 't ook dat zij van de eerste tijden af reeds meer wereldlijk dan geestelijk geordend waren.
Het ontstaan der begijnhoven is niet zoo algemeen bekend, en hoewel de naam Begijn zeer voor de hand ligt, en een wereldsche oorsprong heeft, wil men hem tot een Heilige terugbrengen. De Heilige Begga moge zoo goed geweest zijn als zij maar kon zijn, maar als patrones der begijnhoven verdient zij niet de minste aanspraak tot huldiging.
Er leefde in de 2e helft der 12e eeuw een Luiksch priester en volksredenaar Lamberts, die, omdat hij stamelde, den bijnaam had gekregen van le Bègue; hij is de stichter van die eigenaardige instelling, welke bekend zijn als begijnhoven.
‘Deze Lambert trad in het heetste van den investituurstrijd te Luik, temidden van het daarmede verbonden zedelijk verval, zoo krachtdadig op voor kerkelijke tucht en reinheid van zeden, zijn haperend, maar niettemin gloedvol woord greep zoozeer de volksmassa aan, dat hij weldra als hef hoofd eener partij, door de bedreigde prebendenkoopers en gehuwde klerken werd gevangen, gekerkerd en te Rome aangeklaagd’Ga naar voetnoot1) Men kan hem met het volste recht den Savonarola der 12e eeuw noemen.
Inzonderheid hield deze Lambert het oog gericht op zoovele jonkvrouwen en weduwen, die, in de woelingen dier tijden, het meest aan gevaar waren blootgesteld, en wier lot hem ter harte ging.
‘Hij vergaderde ze rond zich aan de poorten der stad, sprak hun een aanmoedigend woord, gaf hun weldra eenige levensregels om aan het verergend zedebederf te ontsnappen en bouwde hun een gezamenlijk bedehuis,Ga naar voetnoot2) waarrond zich langzamerhand de huizen der juffrouwen kwamen scharen.’
Op deze wijze ontstond het eerste begijnhof in 1179/80.
Des volksagitators volgelingen moest de spot treffen. ‘Begijn’ was in den beginne een scheldnaam.
Toen echter het reinigingswerk vrijwel was volbracht, verspreidde zich Lambert's instelling over al de gewesten van Nederland, tot in Frankrijk en Duitschland, zoodat reeds tegen het einde der 13e eeuw bijna iedere stad, ja zelfs ieder aanzienlijk dorp, in hoofdzaak van Zuid-Nederland, een begijnhof bezat, waar deze ‘vrome vrouwen onder een gemeenschappelijke overste een leven leiden, dat het midden houdt tusschen het leven in de wereld en dat in een klooster’Ga naar voetnoot1).
De geheele handelen wandel werd verdeeld tusschen handwerk (veelal, zooals in Gent, kantwerk) en gebed, tusschen vrijheid en tucht.
Er bestaan verschillende oorkonden die heenwijzen naar de stichting der Begijnhoven door Lambert. Zij zijn echter meerendeels in het Latijn of het oud-Fransch geschreven, waarom zij als bewijsvoering hier in dit blad minder op hun plaats zijn.
Karakteristiek is echter het randschrift, gevondenGa naar voetnoot2) in een oud handschrift van het Britsch Museum, rondom eene miniatuurschildering, voorstellende een priester met stralenkrans:
‘Ge suis ichis Lambers, nel
Ki funda Sain Christophle, ki
Op een banderol over de miniatuur loopende, leest men:
‘Cist prudom fist prumiers l'ordne de
Der dochter van Pepijn komt dus niet de eer toe, maar wel aan onzen Lambert, den stamelaar.
De juffrouwen-begijntjes konden in den beginne zelfs niet op het hoognoodige roemen, veel minder baadden zij in overvloed.
Integendeel; in 1291 zonden zij nog boden rond om aalmoezen in te zamelen tot onderhoud van den goddelijken dienst in hun kapel.
Eigen inkomen en handenarbeid moesten haar het noodige verschaffen, en ‘zij sleten hun leven in alle eerlijkheid en gehoorzaamheid zonder zich voor het minst in te laten met het twisten over geloofspunten.’
Een ‘begijntje’ wordt weleens als een kwezeltje versleten, maar het minachtende ‘menniste zusje’, bewijst, dat zulke volksverwijten niet altijd opgaan.