deed hij zijn maal, het niet oplettend, dat zijn biefstuk minder smakelijk was, zijn dessert geheel ontbrak.
Toen besloot hij naar den trein te gaan, en Mary daar op te wachten. Thuis blijven was hem in de gegeven omstandigheden onmogelijk. En zoo zou hij dadelijk van haar kunnen hooren wat het resultaat was geweest van haar reis.
Hij had al een paar treinen afgewacht, en zich met een courant, die hij aan de kiosk gekocht had, in de wachtkamer neergezet. Hij las daarin, dat, hoewel in minderen omvang, de daling zich vandaag had voortgezet.
Henk maakte zijn berekeningen, in gestage vrees voor erger. D'r uit moest hij, dat stond vast. De oorlogsberichten leken wel wat minder dreigend, maar hij kon het er toch niet op aan laten komen.
Beroerd, verduiveld beroerd, stond hij er voor.... bepeinsde hij. En bovendien nog verplicht geweest te zijn Mary er in te halen....
Hij gooide zijn courant in een hoek, stak een sigaar op, en begon het voor eenige oogenblikken verlaten perron heen en weer te loopen.
Die stilte maakte hem radeloos, hij zocht overal naar een rustpunt voor zijn oogen; maar er was niets waar hij eenig belang in stelde. Een baanwachter stak, een deuntje fluitend, de rails over. Even bedacht Henk zich of hij met hem een praatje zou beginnen,.... maar de man scheen haast te hebben, sloeg weinig acht op hem.
Een hevige onrust spookte in Henk rond, en telkens telde hij de ruiten van de ramen, van boven naar beneden en weer terug. Dat was toch al te gek.... Zijn hersenen waren ook zoo overspannen, dat hij zich nauwelijks kon beheerschen.... en nu nog die onzekerheid over het wegblijven van Mary, dat hem buiten zich zelven bracht.
Als hij alles te voren had kunnen voorzien had hij de heele speculatie nooit op het touw gezet. Maar dat waren allemaal overwegingen, die hem steeds meer opzweepten. Wat hielp het of hij daar nou over liep te denken.... Het was nou te laat, en eenmaal begonnen kwam je van kwaad tot erger. Eindelijk vond Henk het onverantwoordelijk van den kassier, die hem er niet van had teruggehouden. In zijn overspanning vergat hij, dat hij zich daar had laten doorgaan voor een vermogend man.... En dan weer stelde hij zich Mary voor met haar stil verwijt in haar koele oogen. Net of het niet evengoed verduiveld pleizierig voor haar ook was geweest, als hij met een bom duiten thuis was gekomen. Hij zou natuurlijk de schuld van alles krijgen, dat was zoo 's levens loop.
Henk was bezig zichzelf te gaan beklagen, toen het plots weer tot hem doordrong, dat er een heele poos verstreken was, sedert er een trein aan was gekomen.
Een paar menschen vertoonden zich op het perron, liepen druk te praten. Dat bracht Henk weer tot de werkelijkheid terug.
Wat was hij daar nou bezig te doen....? Neen, Mary had er part nog deel aan.... en Henk voelde een brok in zijn keel, die hij poogde weg te slikken.
Hij keek eens op de klok.... Als het nou nog langer duurde werd hij stapelgek.
Indien Mary eens iets overkomen was...? Je hoorde tegenwoordig zoo dikwijls van aanrandingen.
Misschien had ze in haar zenuwachtigheid het geld niet genoeg verborgen gehouden... Hij werd hoe langer hoe onrustiger.
Hij durfde in die richting niet doordenken, en liep weer naar binnen, om nog eens in de courant te kijken.
Plots hoorde hij, dat een trein werd gesignaleerd. Geduld, om in een spoorboekje te kijken, had hij niet, hij bezat er ook geen. Zou hij er nou nog even een koopen?
Als Mary met dezen trein niet meekwam, besloot hij zelf naar Amsterdam te gaan, en haar bij tante Henriëtte te zoeken.
Hij liep weer het perron op en zag, terwijl zijn hart hevig bonsde, de richting in vanwaar de trein moest komen.
Met donderend geraas, de overkapping vullend met stoom, ratelde de trein langs hem heen.... stopte met helsch gedreun en gesis, schurend over de rails.
Een oogenblik flitste het door Henks brein, toen hij het dreunende monster zag binnenstoomen, zich daar voorover op de rails te storten. Het was een oogenblik van verbijstering, die hem in bangen tast de handen aan het hoofd deed slaan.
Kreunend liep bij een paar passen terug, uit den droom geholpen door het geschreeuw van een paar beambten, die hem met hun: ‘achteruit!’... verschrikten.
Hij spande nu zijn oogen in, die zoekend gingen van het eene portier naar het andere.
Als Mary er nou weer niet was.... God!....’