schiedt ingevolge Uw eigen wensch. Hartelijk dank intusschen voor Uw zeer door mij gewaardeerden brief. Ik vind het alles veel meer natuurlijk, dan, zooals gij schijnt te vreezen, ‘egoïstisch’. Vertel mij ook steeds gerust het vervolg. Misschien kan ik U helpen of raden. En wees in elk geval van mijn heel oprechte belangstelling overtuigd.
H. van H. - Vriendelijk dank voor de mij toegezonden kaarten. Speciaal die van ‘The King's Own’ was zéér naar mijn smaak.
1813. - Ik was zoo blij weer eens van U te hooren. Ja, natuurlijk zijn er waarschijnlijk nog brieven van U bij de vroegere correspondentie, van dezen zomer overgebleven, maar ik wil nu maar allereerst dezen laatsten brief van U beantwoorden, om U hartelijk te danken voor Uw onverdeelde belangstelling steeds. Gij-ook hebt dezen zomer Uw deel van zorgen gehad, maar weinig menschen houden er zich zoo flink onder, onder het leed, als gij! Gelukkig dat het ergste nu weer voorbij is. Gij vraagt hoe 't mij gaat? Gelukkig bijzonder goed! Waarschijnlijk heb ik die zeer ernstige ongesteldheid al heel lang onder de leden gehad, 't vorig jaar, en in elk geval is ook onze verhuizing naar den Haag voor mijn gestel een groote verbetering, zooals ik dagelijks voel. Alle doktoren zijn het er over eens dat ons hollandsch klimaat, maar in 't bijzonder de zeelucht van Scheveningen, alsoluut niet voor mijn gestel deugen. - Natuurlijk zijn mazelen wèl besmettelijk. De ziekte valt niet meer onder de wet, die gebiedt schoolgaande kinderen thuis te houden, indien er een patiënt aan een besmettelijke ziekte thuis ligt. Maar dat neemt toch immers niet weg hoe iedereen weet dat mazelen wel degelijk overerft. En zich ook volstrekt niet altijd bepaalt tot kleine kinderen! Ik zelf kreeg het voor de eerste maal op vijftien-jarigen leeftijd, overgeërfd van een ouderen broer.
Ik ben blij, dat gij met die nuttige wenken en raadgevingen over de mode zoo zijt ingenomen. Zoo gaat het trouwens velen. - Dat gij niet altijd gelukkig zijt, wat U-zelve aangaat, in Uw toilet, komt, vermoed ik, omdat gij in uw toilet misschien niet genoeg stil staat bij de kleine details, wat betreft wat U 't best staat. Vergeet nooit, dat men zich niet door de mode moet laten leiden in de eerste plaats, maar wèl door datgene wat eigen figuur, gelaat, enz., 't meest voordeelig doet uitkomen. Daartoe is het volstrekt niet noodig er ouderwetsch uit te zien. Integendeel, de ware kunst van zich goed te kleeden is, dat men de mode aan zich-zelf aanpast. - Ik zal ten spoedigste Uw andere brieven opzoeken. In elk geval hebt gij nu weer een levensteeken. Nogmaals, hartelijk gegroet, en het beste toegewenscht.
Mevr. L.H. - P. - Hartelijk dank voor Uw zoo vriendelijk briefje. Uw lieve woorden stel ik zeer op prijs. Gij zult gezien hebben, dat ik van Uw inlichting reeds gebruik maakte.
B.K. - Ik vind van U geen pseudoniem, vertrouw dat gij U-zelve wel zult herkennen. Allereerst hartelijk dank voor Uw vriendelijke woorden over mijn herstel en mijn hervatting van mijn arbeid in de Holl. Lelie. Ja, dat gaat gewoonlijk zoo, dat zij, aan wier adres ik iets zeide, ‘dat zij in hun zak kunnen steken’ - zooals gij het zeer juist uitdrukt, - dientengevolge kwaadaardig op mij zijn, en zooveel mogelijk kwaad van mij gaan spreken. Dat is zóó natuurlijk, dat het mij dientengevolge volkomen koud laat. De waarheid wil bijna niemand hooren. En, daar ik die, onverbloemd, en zonder aanzien des persoons, durf te zeggen, bezorg ik mij heel wat vijanden. Echter heb ik ook heel wat vrienden, gelijk mij óók weer blijkt uit Uw hartelijken brief. - Wat het Vrouwenkiesrecht aangaat, verwijs ik U naar mijn noot onder aan de gedachtenwisseling I. Gij zult uit die noot zien, dat mijn rechtvaardigheidsgevoel 't volkomen ééns is met hen die vrouwenkiesrecht een billijkheidseisch vinden. Alleen, ik vind alle politiek zoo knoeierig, dat het mij persoonlijk niets kan schelen of de vrouwen óók mogen meestemmen, of niet. En ik geloof ook niet, uit dàt oogpunt van knoeien juist, dat de vrouwen ons betere wetten zullen bezorgen. Zij zullen eenvoudig meeknoeien met de mannen, met de partijleiders; 't blijft tòch steeds lood om oud ijzer. Dat echter de tegenwoordige wetten in heel veel opzichten schandelijk onbillijk zijn, speciaal voor de gehuwde vrouw, dat geef ik volkomen toe. Zoo b.v. vind ik dat verhaal van dien weggegeven hond schandelijk. Maar, één ding moet ik U toch daarbij doen opmerken. Gesteld, dat de wet toeliet tegen zoo'n willekeurige handelwijze op te komen, dan nog is het m.i. twijfelachtig of een echtgenoote - hetzij dan dat zij bepaald schandaal wil maken - om zoo'n reden, hoe droevig ook, er terstond den rechter bijhaalt. Daarop juist immers komt in
zulke gevallen het heele onderlinge samenleven neer van twee menschen, dat zij elkaar goed weten te verdragen, uit wezenlijke liefde. Staan zij eenmaal met de wet in de hand tegen elkaar over, dan is het huwelijksgeluk m.i. toch reeds voorbij. Om b.v. te blijven bij die geschiedenis van dien weggegeven hond. Onze Frits is indertijd door mij-persoonlijk gekocht en betaald; ik heb dus van deze koop de quitantie op mijn persoonlijken naam, en, wilde ik hem dus te eeniger tijd weggeven, of doodmaken, dan zou mijne vriendin, die hem even hartstochtelijk liefheeft als ik, er, volgens de wet, niets aan kunnen doen. Want hij is mijn eigendom. Maar, gesteld dat ik zoo iets monsterachtigs deed, dan zou zij immers toch niet naar de wet willen loopen. Want dan was die daad zelf reeds een zoo groot bewijs mijner harteloosheid en onverschilligheid niet alleen jegens onzen Frits, maar in de eerste plaats jegens haar, - die zóóveel houdt van het dier -, dat zij stellig dan niet meer mij zou kunnen liefhebben. Zoo vind ik het ook wat aangaat die handelwijze van dien meneer. Die toont daardoor - als zijn vrouw waarachtig hield van dien hond - dat hij niets geeft om haar-zelve. En, wat helpt de wet dáártegen? Daarom, als mij zoo iets overkwam, dan nam ik mijn hond onder den arm, en liep van mijn man weg - dien ik voortaan een mispunt zou vinden. Altijd - - indien ik geen kinderen had. In dat laatste geval gebiedt natuurlijk de plicht véél te verdragen, maar ik ben 't met U eens, dat ik dan nog liever den armen hond eigenhandig doodschoot, dan hem aldus te laten weggeven. Zoo-