Wat het vrouwen-kiesrecht aangaat, ik ben het met U eens, dat het gedoe van de Engelsche suffragettes meêr dan afstuitend aandoet, en het beste bewijs is tot welke zotheden de vrouw overslaat zoodra zij gaat buiten hare eigenlijke sfeer. Echter, ik geef der voorstandsters toe dat het uit een quaestie van recht in de lijn ligt der hedendaagsche maatschappelijke toestanden althans die vrouwen het kiesrecht toe te staan, die zelf een onafhankelijken werkkring hebben, en daardoor, door den staat, verplicht worden in de belastingen en andere nadeelen van het staatsburgerschap te deelen. Gij, als getrouwde-vrouw, staat misschien minder bij die zijde van het vraagstuk stil, ik echter, die zelve behoor tot hen, die, wat de plichten en het betalen aangaat, in elk opzicht met den man worden gelijk gesteld door de wet, geef volkomen toe hoe het onbillijk is zulke onafhankelijke vrouwen in zulke onafhankelijke toestanden het kiesrecht te onthouden. 't Geen niet wegneemt dat ik géén lid ben van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, en ook nooit propaganda maak in die richting, omdat de heele verkiezings-knoeierij mij zoo koud laat als een steen. Voor meneer A., die knoeit, krijgen we meneer B., die 't zelfde doet; allen is het enkel te doen om de eigen eer en voornaamheid, en om de familie en vriendjes vooruit te helpen. Dus, wat kan het mij schelen!
Wat nu Uw stukje aangaat, inderdaad ben ik het met de gedachten daarin volkomen eens maar.... de vorm laat te wenschen over. Waarom hebt gij niet dien van een artikel gekozen? Waar gij U echter hebt gewaagd aan dien van een schets, daar hadt Uw werk een inhoud, een intrigue, een slot behooren te hebben, iets dat het afmaakte in één woord. Zooals het nu is, is het niets. Probeer het liever op een andere manier, desnoods in den briefvorm, van een huisvrouw, of zoo iets; dit stukje heb ik tot mijn groote spijt in de papiermand laten verdwijnen. Laat het U niet ontmoedigen, en wees hartelijk gegroet.
Salome. - In zeker opzicht moogt ook gij 't bovenstaande ter harte nemen. Intusschen kon Uw stukje er nog juist dòòr, omdat de inhoud uitgewerkter en minder vaag is dan die van het stukje mijner correspondente hierboven. Moet ik dit nu onderteekenen met Uw pseudoniem, of met Uw eìgen naam? Daar gij beiden er onder hebt gezet, is mij dat niet recht duidelijk. Antwoordt mij dus s.v.p. hierop. Is Uw boekhandelaar thans ontwaakt uit zijn St. Nicolaas-slaap? - Ik lees in Uw brief, dat gij nog meerdere vervolgen wilt schrijven over ditzelfde onderwerp; om die reden heb ik Uw stukje gemerkt: I. Echter, wacht nu niet te lang met het schrijven der vervolg-brieven. Want anders kan ik die niet meer plaatsen. - Dat gij 't zoo uit eigen ervaring, en met zulk een blijkbaar intens genot doet, 't geven van die wenken, dat trekt mij énorm tot U aan, want er zijn heusch hier in den Haag niet véle dames meer, die, in 't bezit van twee meiden, nochtans hare eigene jongens heelemaal zelf opvoeden, met hen spelen, hen uit- en aankleeden, met hen wandelen, enz., enz. Hier in den Haag dient voor dat alles een kinderwicht in de huishoudingen zonder geld, en een Engelsche ‘nurse’ of een Zwitsersche ‘bonne’ in die welke 't wèl hebben, of er althans den schijn van willen aannemen het te hebben. Maar, zelf bij de kinderen zijn, ajakkes! Mama moet immers naar ‘de club’, en naar deze Tentoonstelling van Pulchri, en naar dat middagconcert. En bovendien heeft ze Armenzorg- en Zuigelingen-sterfte- en Kindervoeding-vergaderingen. En dan nog moet ze zichzelve ‘ontwikkelen’, met 't nemen van lessen, in Engelsch of in schilderen, of met het naloopen van mode-godsdiensten als Christian Science, Theosofie, enz., enz. Neem het daar dus niet kwalijk dat zij zoo iets minderwaardigs als de opvoeding van haar eigen kinderen aan 't toeval van de meer of mindere zorgzaamheid eener gehuurde
dienstbode of kinderjuffrouw, of van een boodschapkind overlaat. Daarvoor spreekt ze immers straks in 't openbaar, op 't een of andere congres voor kinderopvoeding, allerstichtelijkst over ‘de zedelijke verplichtingen aan het kind’, de ‘eeuw van het kind’, en al zulk goedkoop fraais meer.
S.W.H. Amsterdam. - Uw bijdrage is niet geschikt. Alle bijdragen, die ik opneem, worden gehonoreerd; echter, de Holl. Lelie is geen liefdadigheids-inrichting, waarin ik stukjes opneem omdat deze of die ‘'t zoo noodig heeft’. Ten eerste is zulk een verklaring, als zij uit eigen mond komt, aan twijfel onderhevig, waar het mij absoluut-onbekenden geldt, en heb ik tijd noch gelegenheid naar de waarheid ervan te onderzoeken; ten tweede echter is het veel beter in zoo'n geval langs anderen weg arbeid, die winst oplevert, te zoeken. Niettegenstaande de Holl. Lelie zeer goed honoreert, spreekt het namelijk van-zelf dat niemand afdoende geholpen wordt in zijn of hare finantiëele omstandigheden door de opname nu en dan van een enkel klein stukje werk. En, is het alleen te doen om er wat bij te verdienen, welnu, ik herhaal wat ik hierboven zeide, dáármede kan ik geen rekening houden. Als goede, nauwgezette redactrice is het mijn plicht voor den inhoud van het Blad op te komen; is een bijdrage geschikt dan plaats ik haar, anders niet.
Rosa. - Zeker, Uw vorig schrijven herinner ik mij nog zeer goed. En met alle genoegen wil ik U nogmaals van raad dienen. - Uw brief wekte mijn innig meelijden, omdat het U gaat, zooals ik wel vreesde dat het U zou gaan. Gij hebt dien meneer Uw vertrouwen, Uw vriendschap, misschien reeds méér dan dat geschonken. En nu staat gij, nu gij alles weet, voor de vraag: Wat nu verder? - Hoe ik in Uw plaats handelen zou? Dat kan ik U niet zeggen, omdat ik dien meneer niet ken, en omdat ik - eerlijkgezegd - uit Uw brief den indruk krijg, dat hij U niet oprecht mêent, en met U speelt. Maar, ik kan mij vergissen in dit oordeel. Daarom wil ik liever aannemen dat het hem wèl van harte ernst is met zijn vriendschap-gevoelens voor U, en U raden naar mijn beste weten uit dat laatste oogpunt. Welnu dan, ik kan mij begrijpen - al keur ik het niet goed - dat een ongetrouwde man, vooral indien hij zulk een thuis heeft als gij schildert, op plaatsen komt waarover het maar beter is hier te zwijgen. Dat is treurig, in de