De Hollandsche Lelie. Jaargang 26(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mijne doode lusten. Laat rusten mijn' dooden, ach laat ze toch rusten, Mijn' dooden, dat waren mijn' lief-blije lusten. Nu liggen zij bleek, o zoo bleek en zoo stil, In lijkwâ zoo blank, o zoo koud en zoo kil. De bloemen, ze kwijnen in matbleeke kleuren, Laat af met dat harde, weeklagende treuren. De bloemen, de reinen zij zijn 't zich bewust. Eerbied'gen der dooden hun' vredige rust. De menschen, ze klagen of ze mijden de plek: ‘Waarom zoo gedraald in een doodenvertrek?’ Buiten is 't feest en wie niet zijn op 't festijn, Vergapen zich hunk'rend aan schitt'renden schijn. Ze wilden met valsche, bereek'nende listen, Mijn' dierbare dooden te spoedig al kisten. ‘'t Verleden is dood en het Heden, dat leeft!’ Maar de Toekomst mij mijne dooden niet geeft. Laat rusten mijn' dooden, ach laat ze toch rusten, Mijn' dooden, dat waren mijn' lief-blije lusten. Nu liggen ze bleek, o zoo bleek en zoo stil, In lijkwâ zoo blank, o zoo koud en zoo kil. JEANE VAN LAKERVELD BISDOM. Vorige Volgende