De Hollandsche Lelie. Jaargang 26
(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 242]
| |
worden, maar meer uit een juridisch-historisch oogpunt. De kultuur in de eerste plaats heeft ontzaggelijken invloed uitgeoefend, het christendom, de maatschappelijke omstandigheden, steeds gewijzigd en meer gecompliceerd, brachten telkenmale verandering in de verhoudingen en het huidig huwelijk, als schijnbaar product der beschaving wil ons niet of noode in doen zien hoe in den eersten stand de mensch van 't dier maar weinig heeft verschild. Dat is een feit, de eeuwen door bevestigd. Ook nu sluipt 't dier - la bête humaine - onder de schoonste schijnbeschouwing door. In den oorsprong was in den mensch dus niets anders aanwezig dan de paringsdrang en kon van 't begrip liefde niet gesproken worden, eigenlijk was 't liefdebegrip identiek met 't verlangen der paring. 't Was ethisch en aesthetisch tegelijk. Toen kwam de menschelijke moraal die scheiden ging. Daar kwam de beschaving. Liefde en hartstocht werden tegenover elkaar geplaatst, waarmede ik niet zeggen wil dat de liefde een door de beschaving toegevoegd begrip is. 't Was eigenlijk een chemisch probleem. Door toegieten van den moraal ontstond er een neerslag en men filtreerde. Nù is liefde vaak wèl een verfijnd beschavingsbegrip, het huwelijk is een wettelijk instituut geworden - de verhoudingen zijn omgekeerd - niet uit 't verlangen der paring voor de instandhouding van 't geslacht ontstaat de liefde, maar omgekeerd. Oogenschijnlijk is dit geen triomf voor de moraal maar een sanctioneering door den mensch van 't dierlijke in zijn wezen. De moraal en het Recht hebben de beschaving ontwikkeld. Het Recht is niet anders dan de geïndificeerde strijd der maatschappij tegen de grondinstincten der menschelijke natuurGa naar voetnoot*) en daarom is 't aan te nemen dat de tegenwoordig algemeen erkende monogamie geen oorspronkelijke instelling is. De beschaving riep de monogamie in 't leven en bij alle natuurvolkeren van alle streken der aarde is 't uit hun ontwikkeling gebleken en blijkt bij enkele bestaanden nòg, dat de monogamie is toegevoegd en vòòr deze ongebonden verhoudingen bestonden. Uit het werk der oudste schrijvers blijkt het - en ook bij de Hindoes vinden we het - dat in de oudste tijden verschillende mannen het bezit van ééne vrouw hadden. In den oertoestand heerschte dan ook de volkomen agamie. Gelijke of gelijksoortige toestanden vinden wij nu ook nog bij de levende onbeschaafde volkeren van Afrika en Australië. Ook uit de mythen der Grieken vinden we dat in den vóórhistorischen tijd de agamie er heerschend was. De Indische sagen zeggen dit voor de oude Hindoes. De liefdesverhoudingen werden kortstondig en de kinderen uit deze verhoudingen geboren gingen niet onder den druk der schande, maar in hoogste eer draagt de overlevering hun namen in 't nageslacht voort. De Grieken van Homerus stonden op een hoogeren trap, maar 't duurde lang eer de beschaving het zedelijkheidsgevoel had ontwikkeld. Als een eer gold het door vele mannen bemind te worden. En nu is 't eigenaardig even te overzien hoe steeds in 't leven, in de menschelijke ontwikkeling, 't oude nieuw, 't nieuwe oud wordt, dat steeds de natuur zich herstelt en herhaalt. Eeuwen der beschaving zijn gegaan, het Recht heeft een ongekende hoogte, welhaast een volmaking bereikt. 't Staat misschien al wel op den hoogsten trap en... we zijn al weer op de laagste. Het huwelijk is het instituut van de wet geworden, en nu komt de wisselwerking weer. 't Ware euphonistisch nù van agamie te spreken, niettemin - au fond - met het maîtressen- en mainteneeën-stelsel van thans. In den tijd van Calvijn bestond de doodstraf op overspel. Calvijn wilde dat. Eilasie nù, zou dag en nacht en nacht en dag de galg arbeid hebben. Talrijke omstandigheden zijn hier de oorzaken van. Daar is - door 't verkeer - een internationalen omgang gekomen en ieder land haast heeft zijn eigen huwelijkswetten. Het streven der ‘International Law Society’ heeft nog niets bereikt in zijn gedachte van één algemeene huwelijkswetgeving.Ga naar voetnoot*) Het hedendaagsche haastige leven heeft overal de huwelijksbanden losser gemaakt. Tal van invloeden werkten mede, de vrije opvattingen der hedendaagsche vrouw is er één uit de vele. De moraal heeft een schijn-vlucht genomen. En de natuur - zooals ik daareven zeide - gaat zich herhalen. De monogamie eischt de wet - maar buiten de wet om is bigamie, in zekeren zin ook de agamie - geen zeldzaam verschijnsel. Ook nu zijn de liefdesverhoudingen kortstondig en gaat het buiten-echt geboren kind niet meer zóó gedrukt onder de schande. De overtalrijke | |
[pagina 243]
| |
echtscheidingen brengen het heilig liefdebesef geheel aan het wankelen. De wet staat er als een forna agent die toe moet zien. Men trouwt, men scheidt - men trouwt weer - behalve de liefdesavonturen. In naam bestaat wettelijk de monogamie, maar in daad? Vaak is er een ongebonden geslachtsverkeer; ondanks alle moraal en hooggeprezen zeden van dezen tijd steekt zich den kop van 't bête humaine steeds meer onder 't zijden doekje uit. Onze regeering echter deed iets in de goede richting; om een vergelijk der huwelijkswetten te treffen riep hij in 1900 een internationale conferentie bijeen - na den beiden in Den Haag gehouden congressen van 1893 en 1894. Tegenover de bordeelen toont zij zich machteloos. Het euvel ligt in de maatschappelijke wanverhouding - in 't haastige leven dat veel te veel naar buiten uitgaat. De microbe der echtscheiding vernietigt meer en met langer gevolg dan pest of cholera. Maar tot de historie terug te keeren, nauw verbonden met de agamie was het matriarchaat, 't moest er het onvermijdelijke gevolg van zijn. De moeder was steeds de hoofdpersoon, de vader heeft de rol van ‘noodzakelijk verwekken’, enkel bij een vaste huwelijksband is met groote zekerheid de afstamming van vaderskant te benaderen. De moeder is het die men in de uren van gevaar aanroept. De smart van Niobe over den dood harer kinderen heeft kunstenaars bezield, maar den vader heeft het tragisch einde der kinderen niet getroffen. In den strijd om 't bestaan, in de zucht naar zelfbehoud, werd men zich ernstig bewust van 't belang van een goede instand-houding van 't geslacht, hoe verstandig onze samenleving ook is, hoe analyseerend en egoïstisch, op het punt van de instandhouding van 't geslacht is ten eenenmale - ondanks den zwaren strijd om 't bestaan en een zorg voor zelfbehoud - onverstandig.Ga naar voetnoot*) Bij de Romeinen is ook het matriarchaat aan het patriarchaat voorafgegaan. Bloedschande bestond toen niet, alleen 't huwelijk tusschen kinderen uit dezelfde moeder ontsproten gold voor oneerbaar. Ook het oude testament geeft hier voorbeelden van, die een dergelijk vermoeden wettigen kunnen. Bij de Germanen volgde het patriarchaat ook het matriarchaat op. (Nibelungensage!). Pasgeboren kinderen werden gedood of te vondeling gelegd en enkel die bleven bestaan, die de kracht van weerstaand beloofden aan de ontberingen van het bestaan der jagende en nomadiseerende volkeren. Dit was óók een gevolg der agamie. In Rome bestonden regels voor het te vondeling leggen - ook in den Koran leest men er van. Bij de oude Germanen was kindermoord evenmin misdadig (Gudrun!). Ondanks de agamie werd het roofhuwelijk nu noodzakelijk. Omdat de stammen de vrouwelijke kinderen vooral hadden gedood - daar deze hen in lichaamskracht niet zouden versterken, moesten vrouwen van andere stammen in den stam worden binnengevoerd. Dit moest door roof gebeuren. De nu nog onbeschaafde natuurvolkeren hebben óók de vrouwenroof. Voor de Romeinen had deze vrouwenroof grooten invloed op hun latere zoo hooge ontwikkeling. Tal van veeten moesten hierdoor ontstaan. Vinden we in ons eigen Indië - door de Europeesche beschaving laf veracht hier nog niet vele voorbeelden van? Hoe beschouwt de Europeaan de inlandsche vrouw? In 't oude Skandinavië verbood men een tijd-lang minne-dichten te maken - ze waren immers de aankondigingen van krijgs-gezangen. Van de vrouwen-roof spreekt Cats nog en hier en daar in Limburg en Friesland vinden we nog verloopen gebruiken van deze oude instelling. In Amerika is 't karakteristiek hoe bij die stammen de vrouwen zich nog van een andere taal bedienen. Aanvankelijk waren dus de geroofde vrouwen er, om aan den drang der paring te voldoen. Maar toen de jacht in landbouwbestaan overging en er werkkrachten noodig werden, kregen de vrouwen waarde als arbeidsters. Ook de kinderen werden het eigendom van den man. Zoo ging het matriarchaat in het patriarchaat over. De Romeinen leenden de vrouwen uit of ruilden ze en ze beschouwden echtbreuk dán alleen als een ondeugd, wanneer dit buiten voorkennis van den echtgenoot geschiedde. Lycurgus veroorloofde den grijsaards hunne echtgenooten tijdelijk aan jonge, krachtige mannen over te geven. Werd het aantal kinderen een bron van welvaart dan moest de waarde der vrouw als moeder stijgen. Daarnaar werd ook inderdaad haar waarde bepaald. Door het eigendom - door de economische waarde - krijgt het Recht een vasten zetel. Er ontstaan wetten, het eigendomsrecht van | |
[pagina 244]
| |
man, vrouw en kinderen regelend. Onder Keizer Justinianus krijgt de bloedverwantschap haar volledige rechten - het eigendomsrecht wordt verdrongen. (Aanvankelijk was er een vermogensrechtelijke band tusschen den vader en het gezin - familie - familia = dienaar). Onder matriarchaat heerschten de wetten der natuur, vanaf het begin tot den Dood - de natuurlijke grenzen - onder patriarchaat komen de wetten van het Recht, die op verschillende tijdstippen van 't Leven aanvangen of eindigen. Het begrip Liefde begon te overwinnen op de strakke logica. Bij de Germanen was het familie-recht aanvankelijk gelijk aan dat der Romeinen. De verbranding der weduwe op denzelfden brandstapel als 't lijk van den echtgenoot bewees hoe zij beschouwd werd als een zuiver bezit bij hem, (tot voor kort in Indië.) In den agamistischen tijd staat de vrouw gelijk gerechtigd tegenover den man. Bij enkele negerstammen thans willen de vrouwelijke leden der aanzienlijkste geslachten niet door een huwelijk eigendom van den man worden, maar liever in volle vrijheid agamistisch leven. 't Is in ònze maatschappij zoo hier en daar niet anders! Wij echter zijn het wel bewust dat tegenover plichten, rechten staan en dit is dan zeker een der zegeningen van onze verhoogde moraal. Na het roof-huwelijk was het logisch dat het koop-huwelijk ontstond en bij bijna alle volkeren vinden we dit dan ook. Kon men geen geld geven, zoo gaf men zijn arbeid. En is het bij ons - wij met al ons geroep over de heiligheid der liefde, over haar poëzie, over haar onbaatzuchtigheid - anders gesteld? Wat verlangt iedere vader veelal op de eerste plaats van den aanstaanden schoonzoon? De polygamie echter werd niet door het koop-huwelijk belet. Wie geld genoeg had kon mèèr koopen. En meer - hoe is 't bij ons nu - bij de rijken, die koopen kunnen, vrouwen en liefde! En hoe lijdelijk is de rol van de wet!Ga naar voetnoot*) En hoe valsch grinnikt dan onze ‘hooge moraal’ ons tegen! Overal en ten allen tijde dus heeft de economie het huwelijk begeleid. De economische beweegredenen waren vaak de helpers, vaak waren ze evenzoovele bezwaren. De kerk alleen is lof te schenken voor haar strijd tegen de polygamie. Hoe ook onze beschouwing en ons leven is verfijnd en veredeld - door alles door werkt de natuur, rein en kuisch maar vervuild en verlaagd door overspannen moraal en - ik zou haast zeggen - misdadige analyse. Het verlangen der ziel naar eenheid schept 't ideaal van de éenige Liefde in 't éenige Leven - maar al de afwijkingen nog van dit ideaal moeten niet worden verzacht en vergoelijkt en bedekt worden door zoogenaamde beschaving en zoogenaamde moraal. Onze moraal moet gezuiverd worden door een hoog besef van Schoonheid, 't geen de Liefde ten goede komt en hier is de taak van een waarachtige kunst in de eerste plaats, een gode gewijde.Ga naar voetnoot*) JOHAN KONING. |
|