zeggen, door den neus, maar als een gevolg van roodvonk en sommige vormen van catarrh, worden zoowel de voorste als achterste neusgaten de zetel van adenoïden, die ernstig het ademhalen door den neus en daardoor de gezondheid benadeelen. De neusweg verwarmt, bevochtigt en filtreert niet alleen de lucht, voordat zij de luchtzakken bereikt, maar door hem kan een vierde meer lucht de longen bereiken dan door den mond.
Kinderen, die aan verstopping in den neusweg lijden, hebben een eigenaardige, gapende uitdrukking, waarbij de mond gewoonlijk half open staat; zij lijden aan oorpijn en duizeligheid en snurken 's nachts. Omdat zij maar vier-vijfde of minder dan vìer-vijfde inademen, en niet genoeg lucht binnen-krijgen, zijn hun longen maar gedeeltelijk uitgezet en blijven abnormaal klein; de aderen van hun voorhoofd en hals zijn blauw en opgezwollen. Zij lijden zuurstofgebrek - en zonder noodzaak -, want het wegnemen van de adenoïden ís een eenvoudige, pijnlooze en weinig kostbare operatie.
Zonneschijn, zoowel als frissche lucht, is noodig voor een kind, en een ideaal kinderkamer moet vóór alles een breed, zonnig venster, met een marquise als bescherming voor de namiddag-schittering der zon, hebben. Gedurende de eerste vier of vijf maanden van zijn leven moeten de oogen van het kind tegen overdreven veel licht, beschut worden, maar na dien tijd zullen de zonnestralen zijn beste speelmakkertjes zijn.
De essentieele bestanddeelen van kinderkleeding zijn lichtheid van gewicht, warmte en gemakkelijke snit. On wetendheid is geen geschikte gids voor smaak en nadenkende moeders zijn gelukkig begonnen in te zien, dat werkelijk mooie kleeding hygiënische kleeding moet zijn. Zoowel zeer lange rokken als zeer korte zijn abominabel. De eerste belemmeren door hun gewicht de vitaliteit van het kind; de tweede geven onvoldoende beschutting tegen koude.
Van zeventig tot negentig c.M. van den hals tot den zoom schijnt mij een geschikte lengte voor de eerste of ‘lange kleeren’ van een kind. Deze kleeren moeten van zachte wollen stof, van een poreuse, donsachtige soort, en van een dusdanig model gemaakt zijn, dat ze gelijke beschutting aan het geheele lichaam bieden, zonder overtollige plooien, die vervelende afdrukken op den hals, het armsgat, den pols of het middel maken. Smalle kant, liever dan prachtig gesteven borduursel, is een geschikte garneering. De onderkleeding moet van zachte wol, of wol vermengd met zijde, gemaakt en van voren dichtgeknoopt worden. Wanneer de wol het kind schijnt te kriebelen, mag een klein ‘flanelletje’ van zacht linnen er onder gedragen worden.
Een band van flanel, schuin geknipt, zeven en een half tot tien c.M. breed, voldoende om den maag en de ingewanden te bedekken, moet door een kind dag en nacht gedragen worden, vanaf de geboorte tot dat het drie jaar oud is. Hij kan door banden, bretels over de schouders of kleine veiligheidsspelden vastgemaakt en gedurende den zomer door een van lichte wol of gebreid katoen vervangen worden. In een zeker hospitaal, waaraan ik langen tijd verbonden was, werd deze band altijd ‘the life preserver’ genoemd; hij is, naast geschikte voeding, de meest afdoende bescherming tegen ingewandsziekten.
De kinderluiers moeten van dun flanel of katoenen oogjes-goed gemaakt worden, terwijl voor toevallig gebruik, ingeval van roos of anderen lichten huiduitslag, voor een paar linnen gezorgd moet worden. Aan die van caoutchouc moet niet gedacht worden.
De nachtkleeding moet niet wezenlijk verschillen van de dagkleeding, behalve dat ze, indien mogelijk, nog eenvoudiger, losser en warmer is.
Een kindermutsje moet los en eenigszins licht, van zijde of mousselien vervaardigd zijn; gedurende het eerste jaar mag het kind een klein eenvoudig nachtmutsje van Zwitsersch borduursel of point d'esprit dragen; dit kleine nachtmutsje is regel in Frankrijk; het is een beschutting tegen tocht, het houdt de ooren plat en flatteert het lieve, slapende gezichtje.
Het jaargetijde, het kind's vitaliteit en zijn klaarblijkelijke wensch om te schoppen en zijn beenen te oefenen, zal vanzelf den geschiktsten tijd aanwijzen voor het verwisselen van lange in korte kleeren. Nadat deze verandering gemaakt is, moet het kind lange kousen van zachte wol en sandaaltjes van wol of leer of zeer zachte schoentjes dragen. De schoenen moeten op geen enkel tijdstip de vrijheid van beweging of den groei van het kind belemmeren en het zou, geloof ik, een bepaalde aanwinst zoowel in gratie, als in gezondheid zijn, wanneer kinderen tusschen vier en tien jaar werd toe-