Verlangen.
Ik zou zoo graag een vogel wezen
met vleugels, breed en groot en sterk,
die ik met vlugge wiekslag spreidde,
en gansch bedekte⁀ik 't grijze zwerk.
Boven de golven zou ik dan vliegen,
boven de groote, bruischende zee,
Stoeiend zou ik met hen spelen,
Joelend bruischte ik met hen mee!
En altijd verder zou ik vliegen,
En nieuwe golven kwamen aan,
Versierd met woest geschuimde koppen....
En altijd verder zou ik gaan!
Dan, plots, zou ik me vallen laten
Met groote vaart in 't bruisch-gewoel,
En zou ik meedoen met hun spelen,
En boven àl klonk mijn gejoel!
Ik zou zoo graag een vogel wezen,
Dan zou ik vliegen boven zee,
En boven al die machtige baren....
O, golven, golven, neem me mee!
Ik zou graag dwalen in de duinen
Ik zou graag klimmen, rollen, dwalen,
En moede, zou 'k me eindelijk vleien
Groeiend op de witte zanden
'k Zou met hen fluisteren, streelen, koozen,
Zeggend geheimpjes zacht,
En 'k zou slapen, omringd door viooltjes
O, Lief, mijn ziel is vol verlangen,
Naar machtige zee, en bloem en duin,
Naar Zomer, Kleur en Licht en Warmte,
Naar heel des Aardrijks Schattentuin!
O, Lief, mijn ziel is vol verlangen,
Naar Jou, en heel mijn hart zegt mee:
In Jou lost op èn zalige zomer,
èn duin èn bloemen èn de zee!
|
|