De Hollandsche Lelie. Jaargang 26(1912-1913)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Naklank. Nu ben je heengegaan, de plaats waar je vertoefde Is verlaten. En doffe leegte drukt mij. Doet zóó de smart zich gelden? Ik, die je nauw'lijks kende Heb toch beseft, dat zacht, onzichtbre draden Van ziel tot ziel zich sponnen. Hebt gij dat ook gevoeld? Gewis! maar na slechts korten tijd Verflauwt herinn'ring weer en zal ik je vergeten. Daarvoor, in rustloos jagen, zorgt de tijd! En toch: ik weet als je gebleven waart Wij zouden alles voor elkaar geworden zijn... Hoe raadselachtig vreemd is 't korte menschenleven! Van wijd en zijd ontmoeten zij elkaar De zwervers; toeven even slechts, En trekken, vluchtig groetend verder Naar Noord en Zuid, om nimmer weer te keeren. Slechts waar twee Zusterzielen samenkomen, Daar wordt in 't hart een teere snaar getroffen, Die altijd ijler, zachtkens na blijft trillen Om dan, onmerkbaar stille, weg te sterven. Naar het Duitsch. C. ENTHOVEN. Vorige Volgende