III.
Hondenliefde contra Menschenliefde.
Zeer Geachte Redactrice. Als 'n bewijs dat hondenliefde niet altijd met menschlievendheid gepaard gaat, mag het volgende dienen.
Een hartstochtelijk hondenliefhebster hier ter stede, een dame van aanzienlijken stand, bezit zeventien honden, meest fox-terriers. Heel haar tuin is er op ingericht, tegen welks schutting fraaie hokken zijn gebouwd en op welks paden fijn zand gestrooid is voor de pootjes dier beesten. Onlangs had één ervan jongen geworpen. Toen werd midden in den tuin, door timmerlieden, een groote koepel gemaakt, ter grootte van een flink tuinhuis. Madam ordonneerde dat 's nachts in die koepel, waarin de kraamvrouw-hond, met jongen, verpleegd werd, een petroleumlamp moest branden. Maar de eerste nacht de beste liep dit spaak. Want 's morgens, toen men zich van den welstand der kraamvrouw ging overtuigen vond men het hok van binnen zwart van den walm en de dieren allen gestikt. Nu is het bekend dat een petroleumlamp, waarvan het katoen bij aansteken op goede hoogte staat, later vanzelf te hoog kan opstijgen. Maar wat gebeurde? De dienstbode, die de lamp had aangestoken, werd op staanden voet ontslagen. Zij was er vijf en twintig jaar geweest.
DIXI.
Noot Red.
De inzender deelde mij particulier den naam der dame mede. Deze is m.i. géén hondenliefhebster, maar eene bekende ijdele exposante van honden, op tentoonstellingen. Dit verklaart, àlles. Met hondenliefde heeft ijdelheid van pronken niets te maken. Het ontslag der dienstbode is schandelijk.